Dutch

Detailed Translations for geschetter from Dutch to Spanish

geschetter:

geschetter [het ~] noun

  1. het geschetter (getrompetter)
    el chirrido; la estridencia; la fanfarria; el trompetazos
  2. het geschetter (trompetgeschal)
  3. het geschetter (vogelgekwetter; gekwetter)
    el parloteo; el cotorreo
  4. het geschetter (schetterend geluid; geschal)
    el trompeteo

Translation Matrix for geschetter:

NounRelated TranslationsOther Translations
chirrido geschetter; getrompetter bluf; branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gekrab; gekras; gepiep; gepoch; getjilp; grootspraak; krassen; opschepperij; snoeverij
cotorreo gekwetter; geschetter; vogelgekwetter achterklap; boerenbedrog; brabbeltaal; gebrabbel; geklap; geklep; geklets; geroddel; klap; klets; praatjes; prietpraat; roddel; roddelpraat; roddels; vrouwenpraat
estridencia geschetter; getrompetter bluf; branie; dikdoenerij; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; opschepperij; schelheid; snoeverij
fanfarria geschetter; getrompetter blaaskapel; bluf; branie; dikdoenerij; fanfare; fanfarekorps; gebluf; gebral; gepoch; grootspraak; harmonie; kapel; muziekkorps; opschepperij; snoeverij
parloteo gekwetter; geschetter; vogelgekwetter achterklap; babbeltje; brabbeltaal; gebabbel; gebrabbel; gekeuvel; geklap; geklep; geklets; gekwebbel; geroddel; klap; klets; kout; praatje; praatjes; prietpraat; roddel; roddelpraat; roddels
sonido de las trompetas geschetter; trompetgeschal
toque de trompetas geschetter; trompetgeschal
trompetazos geschetter; getrompetter
trompeteo geschal; geschetter; schetterend geluid