Dutch
Detailed Translations for gesepareerd from Dutch to Spanish
gesepareerd:
Translation Matrix for gesepareerd:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
separado | gesepareerd | afgescheiden; afgezonderd; afzonderlijk; alleenstaand; apart; desolaat; eenzaam; gescheiden; gespreid; geïsoleerd; in quarantaine; los; los van elkaar; losstaand; niet vast; ontbonden; op zich; op zichzelf staand; opgeheven; separaat; single; uit elkaar; uit elkander; uiteen; uiteengegaan; uiteengevallen; uitelkaar; van elkaar; van elkander; vaneen; vereenzaamd; verlaten; verplaatsbaar; verschuifbaar; vrijstaand |
separeren:
-
separeren (scheiden; afscheiden; splitsen; afzonderen; afsplitsen)
Conjugations for separeren:
o.t.t.
- separeer
- separeert
- separeert
- separeren
- separeren
- separeren
o.v.t.
- separeerde
- separeerde
- separeerde
- separeerden
- separeerden
- separeerden
v.t.t.
- heb gesepareerd
- hebt gesepareerd
- heeft gesepareerd
- hebben gesepareerd
- hebben gesepareerd
- hebben gesepareerd
v.v.t.
- had gesepareerd
- had gesepareerd
- had gesepareerd
- hadden gesepareerd
- hadden gesepareerd
- hadden gesepareerd
o.t.t.t.
- zal separeren
- zult separeren
- zal separeren
- zullen separeren
- zullen separeren
- zullen separeren
o.v.t.t.
- zou separeren
- zou separeren
- zou separeren
- zouden separeren
- zouden separeren
- zouden separeren
en verder
- ben gesepareerd
- bent gesepareerd
- is gesepareerd
- zijn gesepareerd
- zijn gesepareerd
- zijn gesepareerd
diversen
- separeer!
- separeert!
- gesepareerd
- separerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze