Dutch
Detailed Translations for gladmaken from Dutch to Spanish
gladmaken:
-
gladmaken (gladwrijven)
pulir; abrillantar; limpiar; fregar; adornar; frotar; equipar; alisar; restregar; lustrar; encerar; bruñir; escariar; dar lustre; dar brillo; sacar brillo a-
pulir verb
-
abrillantar verb
-
limpiar verb
-
fregar verb
-
adornar verb
-
frotar verb
-
equipar verb
-
alisar verb
-
restregar verb
-
lustrar verb
-
encerar verb
-
bruñir verb
-
escariar verb
-
dar lustre verb
-
dar brillo verb
-
sacar brillo a verb
-
-
gladmaken (egaliseren; gelijkmaken; effenen)
planchar; pulir; igualar; allanar; alisar; nivelar; hacer resplandecer; perfeccionar; relucir; resplandecer; refinar; aplanar; entretelar; satinar-
planchar verb
-
pulir verb
-
igualar verb
-
allanar verb
-
alisar verb
-
nivelar verb
-
hacer resplandecer verb
-
perfeccionar verb
-
relucir verb
-
resplandecer verb
-
refinar verb
-
aplanar verb
-
entretelar verb
-
satinar verb
-
Conjugations for gladmaken:
o.t.t.
- maak glad
- maakt glad
- maakt glad
- maken glad
- maken glad
- maken glad
o.v.t.
- maakte glad
- maakte glad
- maakte glad
- maakten glad
- maakten glad
- maakten glad
v.t.t.
- heb gladgemaakt
- hebt gladgemaakt
- heeft gladgemaakt
- hebben gladgemaakt
- hebben gladgemaakt
- hebben gladgemaakt
v.v.t.
- had gladgemaakt
- had gladgemaakt
- had gladgemaakt
- hadden gladgemaakt
- hadden gladgemaakt
- hadden gladgemaakt
o.t.t.t.
- zal gladmaken
- zult gladmaken
- zal gladmaken
- zullen gladmaken
- zullen gladmaken
- zullen gladmaken
o.v.t.t.
- zou gladmaken
- zou gladmaken
- zou gladmaken
- zouden gladmaken
- zouden gladmaken
- zouden gladmaken
en verder
- is gladgemaakt
- zijn gladgemaakt
diversen
- maak glad!
- maakt glad!
- gladgemaakt
- gladmakend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze