Dutch
Detailed Translations for ineensluiten from Dutch to Spanish
ineensluiten:
-
ineensluiten
Conjugations for ineensluiten:
o.t.t.
- sluit ineen
- sluit ineen
- sluit ineen
- sluiten ineen
- sluiten ineen
- sluiten ineen
o.v.t.
- sloot ineen
- sloot ineen
- sloot ineen
- sloten ineen
- sloten ineen
- sloten ineen
v.t.t.
- heb ineengesloten
- hebt ineengesloten
- heeft ineengesloten
- hebben ineengesloten
- hebben ineengesloten
- hebben ineengesloten
v.v.t.
- had ineengesloten
- had ineengesloten
- had ineengesloten
- hadden ineengesloten
- hadden ineengesloten
- hadden ineengesloten
o.t.t.t.
- zal ineensluiten
- zult ineensluiten
- zal ineensluiten
- zullen ineensluiten
- zullen ineensluiten
- zullen ineensluiten
o.v.t.t.
- zou ineensluiten
- zou ineensluiten
- zou ineensluiten
- zouden ineensluiten
- zouden ineensluiten
- zouden ineensluiten
en verder
- is ineengesloten
diversen
- sluit ineen!
- sluit ineen!
- ineengesloten
- ineensluitend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for ineensluiten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
encerrar | ineensluiten | aanhouden; afdekken; afschermen; afschutten; arresteren; beknotten; beperken; beschermen; beschutten; bijsluiten; bijvoegen; dicht maken; gevangennemen; in elkaar grijpen; in hechtenis nemen; indammen; ineengrijpen; inkapselen; inperken; inrekenen; insluiten; limiteren; omgeven; omringen; omsingelen; omsluiten; omvatten; opbergen; oppakken; opsluiten; toevoegen; vastzetten; vatten; wegbergen; wegsluiten |
External Machine Translations: