Dutch
Detailed Translations for inhameren from Dutch to Spanish
inhameren:
-
inhameren (instampen)
Conjugations for inhameren:
o.t.t.
- hamer in
- hamert in
- hamert in
- hameren in
- hameren in
- hameren in
o.v.t.
- hamerde in
- hamerde in
- hamerde in
- hamerden in
- hamerden in
- hamerden in
v.t.t.
- heb ingehamerd
- hebt ingehamerd
- heeft ingehamerd
- hebben ingehamerd
- hebben ingehamerd
- hebben ingehamerd
v.v.t.
- had ingehamerd
- had ingehamerd
- had ingehamerd
- hadden ingehamerd
- hadden ingehamerd
- hadden ingehamerd
o.t.t.t.
- zal inhameren
- zult inhameren
- zal inhameren
- zullen inhameren
- zullen inhameren
- zullen inhameren
o.v.t.t.
- zou inhameren
- zou inhameren
- zou inhameren
- zouden inhameren
- zouden inhameren
- zouden inhameren
en verder
- is ingehamerd
diversen
- hamer in!
- hamert in!
- ingehamerd
- inhamerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for inhameren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
apisonar | inhameren; instampen | aanstampen; inheien; vaststampen; vasttreden |
machacar | inhameren; instampen | aandringen; aantasten; aanvreten; bederven; beschadigen; doordrammen; doordrijven; doordrukken; drammen; dwingen; emmeren; fijnmaken; forceren; heien; herkauwen; inheien; platdrukken; trappelen; verbrijzelen; vergruizen; vermorzelen; verpletteren; zemelen; zeuren |