Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. kliederen:
  2. klieder:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for kliederen from Dutch to Spanish

kliederen:

kliederen verb (klieder, kliedert, kliederde, kliederden, gekliederd)

  1. kliederen (kladderen; klodderen)

Conjugations for kliederen:

o.t.t.
  1. klieder
  2. kliedert
  3. kliedert
  4. kliederen
  5. kliederen
  6. kliederen
o.v.t.
  1. kliederde
  2. kliederde
  3. kliederde
  4. kliederden
  5. kliederden
  6. kliederden
v.t.t.
  1. heb gekliederd
  2. hebt gekliederd
  3. heeft gekliederd
  4. hebben gekliederd
  5. hebben gekliederd
  6. hebben gekliederd
v.v.t.
  1. had gekliederd
  2. had gekliederd
  3. had gekliederd
  4. hadden gekliederd
  5. hadden gekliederd
  6. hadden gekliederd
o.t.t.t.
  1. zal kliederen
  2. zult kliederen
  3. zal kliederen
  4. zullen kliederen
  5. zullen kliederen
  6. zullen kliederen
o.v.t.t.
  1. zou kliederen
  2. zou kliederen
  3. zou kliederen
  4. zouden kliederen
  5. zouden kliederen
  6. zouden kliederen
diversen
  1. klieder!
  2. kliedert!
  3. gekliederd
  4. kliederend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

kliederen [znw.] noun

  1. kliederen (geklieder)
    la chapucería

Translation Matrix for kliederen:

NounRelated TranslationsOther Translations
chapucería geklieder; kliederen flikwerk; gebroddel; geflikflooi; gehannes; geklodder; geklungel; geknoei; gemodder; gerotzooi; gestuntel; kliederboel; knoeierij; lapwerk
manchar vlekken
VerbRelated TranslationsOther Translations
embadurnar kladderen; kliederen; klodderen bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen
ensuciar kladderen; kliederen; klodderen bedoezelen; bekladden; bemorsen; besmeren; besmeuren; bevlekken; bevuilen; bezoedelen; kladden; knoeien; morsen; verontreinigen; vervuilen; vies maken; viesmaken; vlekken; vuil maken; vuilmaken
ensuciarlo todo kladderen; kliederen; klodderen
manchar kladderen; kliederen; klodderen afgeven; bedoezelen; bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; bezoedelen; droppen; druipen; druppelen; druppels laten vallen; druppen; smetten; verontreinigen; vervuilen; vies maken; viesmaken; vlekken; vuil maken; vuilmaken
pintorrear kladderen; kliederen; klodderen kalken; kladden

Related Words for "kliederen":


Wiktionary Translations for kliederen:


Cross Translation:
FromToVia
kliederen embadurnar; untar; manchar daub — to apply something in hasty or crude strokes

klieder:

klieder [de ~ (m)] noun

  1. de klieder (kladderaar; broddelaar; knoeier; kladder)

Translation Matrix for klieder:

NounRelated TranslationsOther Translations
chapucero broddelaar; kladder; kladderaar; klieder; knoeier beunhaas; klooi; klusjesman; knoeier; knoeipot; koekenbakker; koekhakker; morser; prutser; roffelaar; rommelaar; scharrelaar
pintor de brocha gorda broddelaar; kladder; kladderaar; klieder; knoeier huisschilder; huisschilderes; schilder; verver
ModifierRelated TranslationsOther Translations
chapucero onopgeruimd; slordig

Related Words for "klieder":


External Machine Translations: