Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. knoedels:
  2. knoedel:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for knoedels from Dutch to Spanish

knoedels:

knoedels [de ~] noun, plural

  1. de knoedels (noedels; pasta)
    la pasta; la masa; la albondiga de harina

Translation Matrix for knoedels:

NounRelated TranslationsOther Translations
albondiga de harina knoedels; noedels; pasta
masa knoedels; noedels; pasta aardig wat; accumulatie; achterbuurtvolk; allegaartje; berg; beslag; deeg; drom; hoop; horde; klootjesvolk; kluit; kudde; massa; mengelmoes; menigte; mensenmassa; opeenhoping; opeenstapeling; ophoping; oploopje; opstapeling; samenkomst; samenraapsel; schaar; schare; stapel; toeloop; troep; volksmenigte
pasta knoedels; noedels; pasta brij; duit; houtbrij; houtpap; papje; poet; pulp

Related Words for "knoedels":


knoedels form of knoedel:

knoedel [de ~ (m)] noun

  1. de knoedel (wrong; vlecht; kluwen; )
    el moño

Translation Matrix for knoedel:

NounRelated TranslationsOther Translations
moño haarknot; kluwen; knoedel; knoedeltje; knoet; knot; knotje; vlecht; wrong borstel; dotje; haarborstel; haarkuif; hanenkam; knoet; knuppel; kuif; vlok

Related Words for "knoedel":


Wiktionary Translations for knoedel:


Cross Translation:
FromToVia
knoedel ñoqui; albóndiga dumpling — food