Dutch
Detailed Translations for laten opstijgen from Dutch to Spanish
laten opstijgen:
-
laten opstijgen (oplaten)
echar a volar; hacer volar; hacer subir; dejar despegar-
echar a volar verb
-
hacer volar verb
-
hacer subir verb
-
dejar despegar verb
-
Conjugations for laten opstijgen:
o.t.t.
- laat opstijgen
- laat opstijgen
- laat opstijgen
- laten opstijgen
- laten opstijgen
- laten opstijgen
o.v.t.
- liet opstijgen
- liet opstijgen
- liet opstijgen
- lieten opstijgen
- lieten opstijgen
- lieten opstijgen
v.t.t.
- heb laten opstijgen
- hebt laten opstijgen
- heeft laten opstijgen
- hebben laten opstijgen
- hebben laten opstijgen
- hebben laten opstijgen
v.v.t.
- had laten opstijgen
- had laten opstijgen
- had laten opstijgen
- hadden laten opstijgen
- hadden laten opstijgen
- hadden laten opstijgen
o.t.t.t.
- zal laten opstijgen
- zult laten opstijgen
- zal laten opstijgen
- zullen laten opstijgen
- zullen laten opstijgen
- zullen laten opstijgen
o.v.t.t.
- zou laten opstijgen
- zou laten opstijgen
- zou laten opstijgen
- zouden laten opstijgen
- zouden laten opstijgen
- zouden laten opstijgen
diversen
- laat opstijgen!
- laat opstijgen!
- laten opstijgen
- opstijgend latend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for laten opstijgen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
dejar despegar | laten opstijgen; oplaten | |
echar a volar | laten opstijgen; oplaten | |
hacer subir | laten opstijgen; oplaten | aanjagen; aanpoten; aansporen; doen stijgen; haast maken; haasten; ijlen; jachten; jagen; jakkeren; opdrijven; opjutten; opschieten; opschroeven; overhaasten; porren; reppen; snellen; spoeden; veel doen stijgen; vliegen; voortmaken; zich haasten; zich spoeden |
hacer volar | laten opstijgen; oplaten | wegblazen |