Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. naast elkaar plaatsen:


Dutch

Detailed Translations for naast elkaar plaatsen from Dutch to Spanish

naast elkaar plaatsen:

naast elkaar plaatsen verb (plaats naast elkaar, plaatst naast elkaar, plaatste naast elkaar, plaatsten naast elkaar, naast elkaar geplaatst)

  1. naast elkaar plaatsen (bijeen plaatsen; samenplaatsen)

Conjugations for naast elkaar plaatsen:

o.t.t.
  1. plaats naast elkaar
  2. plaatst naast elkaar
  3. plaatst naast elkaar
  4. plaatsen naast elkaar
  5. plaatsen naast elkaar
  6. plaatsen naast elkaar
o.v.t.
  1. plaatste naast elkaar
  2. plaatste naast elkaar
  3. plaatste naast elkaar
  4. plaatsten naast elkaar
  5. plaatsten naast elkaar
  6. plaatsten naast elkaar
v.t.t.
  1. heb naast elkaar geplaatst
  2. hebt naast elkaar geplaatst
  3. heeft naast elkaar geplaatst
  4. hebben naast elkaar geplaatst
  5. hebben naast elkaar geplaatst
  6. hebben naast elkaar geplaatst
v.v.t.
  1. had naast elkaar geplaatst
  2. had naast elkaar geplaatst
  3. had naast elkaar geplaatst
  4. hadden naast elkaar geplaatst
  5. hadden naast elkaar geplaatst
  6. hadden naast elkaar geplaatst
o.t.t.t.
  1. zal naast elkaar plaatsen
  2. zult naast elkaar plaatsen
  3. zal naast elkaar plaatsen
  4. zullen naast elkaar plaatsen
  5. zullen naast elkaar plaatsen
  6. zullen naast elkaar plaatsen
o.v.t.t.
  1. zou naast elkaar plaatsen
  2. zou naast elkaar plaatsen
  3. zou naast elkaar plaatsen
  4. zouden naast elkaar plaatsen
  5. zouden naast elkaar plaatsen
  6. zouden naast elkaar plaatsen
diversen
  1. plaats naast elkaar!
  2. plaatst naast elkaar!
  3. naast elkaar geplaatst
  4. naast elkaar plaatsend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for naast elkaar plaatsen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
colocar junto a bijeen plaatsen; naast elkaar plaatsen; samenplaatsen

Related Translations for naast elkaar plaatsen