Dutch
Detailed Translations for nageven from Dutch to Spanish
nageven:
-
nageven (iets als lof zeggen)
Conjugations for nageven:
o.t.t.
- geef na
- geeft na
- geeft na
- geven na
- geven na
- geven na
o.v.t.
- gaf na
- gaf na
- gaf na
- gaven na
- gaven na
- gaven na
v.t.t.
- heb nagegeven
- hebt nagegeven
- heeft nagegeven
- hebben nagegeven
- hebben nagegeven
- hebben nagegeven
v.v.t.
- had nagegeven
- had nagegeven
- had nagegeven
- hadden nagegeven
- hadden nagegeven
- hadden nagegeven
o.t.t.t.
- zal nageven
- zult nageven
- zal nageven
- zullen nageven
- zullen nageven
- zullen nageven
o.v.t.t.
- zou nageven
- zou nageven
- zou nageven
- zouden nageven
- zouden nageven
- zouden nageven
diversen
- geef na!
- geeft na!
- nagegeven
- nagevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze