Dutch
Detailed Translations for neerwerpen from Dutch to Spanish
neerwerpen:
-
neerwerpen (naar beneden werpen; omlaag werpen)
lanzar; arrojar; derribar; tirar abajo; dar bandazos; tirar al suelo; arrojar al suelo; tirar hacia abajo-
lanzar verb
-
arrojar verb
-
derribar verb
-
tirar abajo verb
-
dar bandazos verb
-
tirar al suelo verb
-
arrojar al suelo verb
-
tirar hacia abajo verb
-
Conjugations for neerwerpen:
o.t.t.
- werp neer
- werpt neer
- werpt neer
- werpen neer
- werpen neer
- werpen neer
o.v.t.
- wierp neer
- wierp neer
- wierp neer
- wierpen neer
- wierpen neer
- wierpen neer
v.t.t.
- heb neergeworpen
- hebt neergeworpen
- heeft neergeworpen
- hebben neergeworpen
- hebben neergeworpen
- hebben neergeworpen
v.v.t.
- had neergeworpen
- had neergeworpen
- had neergeworpen
- hadden neergeworpen
- hadden neergeworpen
- hadden neergeworpen
o.t.t.t.
- zal neerwerpen
- zult neerwerpen
- zal neerwerpen
- zullen neerwerpen
- zullen neerwerpen
- zullen neerwerpen
o.v.t.t.
- zou neerwerpen
- zou neerwerpen
- zou neerwerpen
- zouden neerwerpen
- zouden neerwerpen
- zouden neerwerpen
en verder
- ben neergeworpen
- bent neergeworpen
- is neergeworpen
- zijn neergeworpen
- zijn neergeworpen
- zijn neergeworpen
diversen
- werp neer!
- werpt neer!
- neergeworpen
- neerwerpend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze