Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- obsederen:
-
Wiktionary:
- obsederen → obsesionar
- obsederen → obsesionar
Dutch
Detailed Translations for obsedeer from Dutch to Spanish
obsederen:
-
obsederen
obsesionar; fascinar; tomar; coger; enredar; intrigar; despertar curiosidad-
obsesionar verb
-
fascinar verb
-
tomar verb
-
coger verb
-
enredar verb
-
intrigar verb
-
despertar curiosidad verb
-
Conjugations for obsederen:
o.t.t.
- obsedeer
- obsedeert
- obsedeert
- obsederen
- obsederen
- obsederen
o.v.t.
- obsedeerde
- obsedeerde
- obsedeerde
- obsedeerden
- obsedeerden
- obsedeerden
v.t.t.
- ben geobsedeerd
- bent geobsedeerd
- is geobsedeerd
- zijn geobsedeerd
- zijn geobsedeerd
- zijn geobsedeerd
v.v.t.
- was geobsedeerd
- was geobsedeerd
- was geobsedeerd
- waren geobsedeerd
- waren geobsedeerd
- waren geobsedeerd
o.t.t.t.
- zal obsederen
- zult obsederen
- zal obsederen
- zullen obsederen
- zullen obsederen
- zullen obsederen
o.v.t.t.
- zou obsederen
- zou obsederen
- zou obsederen
- zouden obsederen
- zouden obsederen
- zouden obsederen
diversen
- obsedeer!
- obsedeert!
- geobsedeerd
- obsederend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for obsederen:
Wiktionary Translations for obsederen:
obsederen
Cross Translation:
verb
-
in buitensporige, ziekelijke mate boeien
- obsederen → obsesionar
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• obsederen | → obsesionar | ↔ obséder — importuner, excéder quelqu’un par ses assiduités, par ses démarches. |