Dutch
Detailed Translations for onderhandelen from Dutch to Spanish
onderhandelen:
-
onderhandelen (marchanderen; afdingen; pingelen; sjacheren; afpingelen)
Conjugations for onderhandelen:
o.t.t.
- onderhandel
- onderhandelt
- onderhandelt
- onderhandelen
- onderhandelen
- onderhandelen
o.v.t.
- onderhandelde
- onderhandelde
- onderhandelde
- onderhandelden
- onderhandelden
- onderhandelden
v.t.t.
- heb onderhandeld
- hebt onderhandeld
- heeft onderhandeld
- hebben onderhandeld
- hebben onderhandeld
- hebben onderhandeld
v.v.t.
- had onderhandeld
- had onderhandeld
- had onderhandeld
- hadden onderhandeld
- hadden onderhandeld
- hadden onderhandeld
o.t.t.t.
- zal onderhandelen
- zult onderhandelen
- zal onderhandelen
- zullen onderhandelen
- zullen onderhandelen
- zullen onderhandelen
o.v.t.t.
- zou onderhandelen
- zou onderhandelen
- zou onderhandelen
- zouden onderhandelen
- zouden onderhandelen
- zouden onderhandelen
diversen
- onderhandel!
- onderhandelt!
- onderhandeld
- onderhandelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for onderhandelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
negociar | handel; handeldrijven; handelsverkeer; koophandel; nering; ruilverkeer | |
regatear | afbedelen; afsmeken; aftroggelen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
negociar | afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren | ageren; bemiddelen; handel drijven; handelen; incalculeren; tussenkomen; verdisconteren |
regatear | afdingen; afpingelen; marchanderen; onderhandelen; pingelen; sjacheren | afdingen; beknibbelen; dingen; knibbelen; knijpen; schrapen |
Related Definitions for "onderhandelen":
Wiktionary Translations for onderhandelen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• onderhandelen | → tratar; negociar | ↔ treat — to negotiate |
• onderhandelen | → tratar | ↔ traiter — Traductions à trier suivant le sens |