Dutch
Detailed Translations for onderhanden nemen from Dutch to Spanish
onderhanden nemen:
onderhanden nemen verb (neem onderhanden, neemt onderhanden, nam onderhanden, namen onderhanden, onderhanden genomen)
-
onderhanden nemen (aanpakken)
Conjugations for onderhanden nemen:
o.t.t.
- neem onderhanden
- neemt onderhanden
- neemt onderhanden
- nemen onderhanden
- nemen onderhanden
- nemen onderhanden
o.v.t.
- nam onderhanden
- nam onderhanden
- nam onderhanden
- namen onderhanden
- namen onderhanden
- namen onderhanden
v.t.t.
- heb onderhanden genomen
- hebt onderhanden genomen
- heeft onderhanden genomen
- hebben onderhanden genomen
- hebben onderhanden genomen
- hebben onderhanden genomen
v.v.t.
- had onderhanden genomen
- had onderhanden genomen
- had onderhanden genomen
- hadden onderhanden genomen
- hadden onderhanden genomen
- hadden onderhanden genomen
o.t.t.t.
- zal onderhanden nemen
- zult onderhanden nemen
- zal onderhanden nemen
- zullen onderhanden nemen
- zullen onderhanden nemen
- zullen onderhanden nemen
o.v.t.t.
- zou onderhanden nemen
- zou onderhanden nemen
- zou onderhanden nemen
- zouden onderhanden nemen
- zouden onderhanden nemen
- zouden onderhanden nemen
en verder
- ben onderhanden genomen
- bent onderhanden genomen
- is onderhanden genomen
- zijn onderhanden genomen
- zijn onderhanden genomen
- zijn onderhanden genomen
diversen
- neem onderhanden!
- neemt onderhanden!
- onderhanden genomen
- onderhanden nemend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for onderhanden nemen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
abordar | aanpakken; onderhanden nemen | aankaarten; aanklampen; aanknopen; aanpakken; aansnijden; aanvatten; aanvoeren; beetgrijpen; beetpakken; entameren; enteren; gesprek aanknopen; grijpen; onderuithalen; op tafel leggen; openen; opperen; opwerpen; starten; te berde brengen; tekkelen; ter sprake brengen; vastklampen; vastpakken |
emprender | aanpakken; onderhanden nemen | aangaan; aanvangen; beginnen; ondernemen; onderuithalen; starten; tekkelen; van start gaan |
External Machine Translations: