Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. opboksen:


Dutch

Detailed Translations for opboksen from Dutch to Spanish

opboksen:

opboksen verb (boks op, bokst op, bokste op, boksten op, opgebokst)

  1. opboksen

Conjugations for opboksen:

o.t.t.
  1. boks op
  2. bokst op
  3. bokst op
  4. boksen op
  5. boksen op
  6. boksen op
o.v.t.
  1. bokste op
  2. bokste op
  3. bokste op
  4. boksten op
  5. boksten op
  6. boksten op
v.t.t.
  1. heb opgebokst
  2. hebt opgebokst
  3. heeft opgebokst
  4. hebben opgebokst
  5. hebben opgebokst
  6. hebben opgebokst
v.v.t.
  1. had opgebokst
  2. had opgebokst
  3. had opgebokst
  4. hadden opgebokst
  5. hadden opgebokst
  6. hadden opgebokst
o.t.t.t.
  1. zal opboksen
  2. zult opboksen
  3. zal opboksen
  4. zullen opboksen
  5. zullen opboksen
  6. zullen opboksen
o.v.t.t.
  1. zou opboksen
  2. zou opboksen
  3. zou opboksen
  4. zouden opboksen
  5. zouden opboksen
  6. zouden opboksen
diversen
  1. boks op!
  2. bokst op!
  3. opgebokst
  4. opboksend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opboksen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
luchar contra opboksen bakkeleien; bekampen; bestrijden; bevechten; duelleren; kampen; kleunen; knokken; matten; strijden tegen; vechten; vechten tegen