Dutch
Detailed Translations for opgekikkerd from Dutch to Spanish
opgekikkerd:
Translation Matrix for opgekikkerd:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
alegrado | opgekikkerd; opgeknapt | |
animado | opgekikkerd; opgeknapt | actief; bedrijvig; beweeglijk; bezet; bezig; blij; blijgestemd; blijmoedig; druk; drukbezet; drukpratend; dynamisch; energiek; geagiteerd; geanimeerd; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; levendig; opgemonterd; opgetogen; opgevrolijkt; opgewekt; verhit; vief; vol fut; vrolijk; welgemoed; welgestemd |
Related Words for "opgekikkerd":
opgekikkerd form of opkikkeren:
-
opkikkeren (opknappen)
mejorarse; reponerse; restablecerse; entonarse-
mejorarse verb
-
reponerse verb
-
restablecerse verb
-
entonarse verb
-
Conjugations for opkikkeren:
o.t.t.
- kikker op
- kikkert op
- kikkert op
- kikkeren op
- kikkeren op
- kikkeren op
o.v.t.
- kikkerde op
- kikkerde op
- kikkerde op
- kikkerden op
- kikkerden op
- kikkerden op
v.t.t.
- ben opgekikkerd
- bent opgekikkerd
- is opgekikkerd
- zijn opgekikkerd
- zijn opgekikkerd
- zijn opgekikkerd
v.v.t.
- was opgekikkerd
- was opgekikkerd
- was opgekikkerd
- waren opgekikkerd
- waren opgekikkerd
- waren opgekikkerd
o.t.t.t.
- zal opkikkeren
- zult opkikkeren
- zal opkikkeren
- zullen opkikkeren
- zullen opkikkeren
- zullen opkikkeren
o.v.t.t.
- zou opkikkeren
- zou opkikkeren
- zou opkikkeren
- zouden opkikkeren
- zouden opkikkeren
- zouden opkikkeren
diversen
- kikker op!
- kikkert op!
- opgekikkerd
- opkikkerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for opkikkeren:
Noun | Related Translations | Other Translations |
mejorarse | beter worden; genezing; gezond worden; heling; herstel | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
entonarse | opkikkeren; opknappen | |
mejorarse | opkikkeren; opknappen | beteren; leven beteren |
reponerse | opkikkeren; opknappen | bekomen; beteren; cureren; genezen; gezond worden; helen; heroveren; herstellen; leven beteren; repareren; restaureren; vernieuwen; zich hervinden |
restablecerse | opkikkeren; opknappen | beteren; cureren; genezen; genezen van ziekte; gezond maken; gezond worden; helen; heroveren; herstellen; hervinden; leven beteren; repareren; restaureren; revalideren; terugvinden; vernieuwen |