Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- opgeknapt:
- opknappen:
-
Wiktionary:
- opknappen → apañar, mejorar, arreglar
- opknappen → reparación general
Dutch
Detailed Translations for opgeknapt from Dutch to Spanish
opgeknapt:
-
opgeknapt (opgekikkerd)
Translation Matrix for opgeknapt:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
alegrado | opgekikkerd; opgeknapt | |
animado | opgekikkerd; opgeknapt | actief; bedrijvig; beweeglijk; bezet; bezig; blij; blijgestemd; blijmoedig; druk; drukbezet; drukpratend; dynamisch; energiek; geagiteerd; geanimeerd; goed geluimd; goedgehumeurd; goedgeluimd; levendig; opgemonterd; opgetogen; opgevrolijkt; opgewekt; verhit; vief; vol fut; vrolijk; welgemoed; welgestemd |
opknappen:
-
opknappen (opkalefateren; opvijzelen; oplappen)
-
opknappen (in goede staat brengen; renoveren)
-
opknappen (opkikkeren)
mejorarse; reponerse; restablecerse; entonarse-
mejorarse verb
-
reponerse verb
-
restablecerse verb
-
entonarse verb
-
-
opknappen (renoveren)
renovar; arreglar; mejorar; ordenar; actualizar; sanar; rehabilitar; remendar; restaurar; modernizar; adecentar-
renovar verb
-
arreglar verb
-
mejorar verb
-
ordenar verb
-
actualizar verb
-
sanar verb
-
rehabilitar verb
-
remendar verb
-
restaurar verb
-
modernizar verb
-
adecentar verb
-
Conjugations for opknappen:
o.t.t.
- knap op
- knapt op
- knapt op
- knappen op
- knappen op
- knappen op
o.v.t.
- knapte op
- knapte op
- knapte op
- knapten op
- knapten op
- knapten op
v.t.t.
- heb opgeknapt
- hebt opgeknapt
- heeft opgeknapt
- hebben opgeknapt
- hebben opgeknapt
- hebben opgeknapt
v.v.t.
- had opgeknapt
- had opgeknapt
- had opgeknapt
- hadden opgeknapt
- hadden opgeknapt
- hadden opgeknapt
o.t.t.t.
- zal opknappen
- zult opknappen
- zal opknappen
- zullen opknappen
- zullen opknappen
- zullen opknappen
o.v.t.t.
- zou opknappen
- zou opknappen
- zou opknappen
- zouden opknappen
- zouden opknappen
- zouden opknappen
en verder
- ben opgeknapt
- bent opgeknapt
- is opgeknapt
- zijn opgeknapt
- zijn opgeknapt
- zijn opgeknapt
diversen
- knap op!
- knapt op!
- opgeknapt
- opknappend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze