Summary
Dutch
Detailed Translations for opgezet from Dutch to Spanish
opgezet:
-
opgezet (opgezwollen; opgeblazen; gezwollen)
Translation Matrix for opgezet:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
hinchado | gezwollen; opgeblazen; opgezet; opgezwollen | afgesloten; bombastisch; corpulent; dicht; dik; gesloten; gezet; gezwollen; hoogdravend; lijvig; opgeblazen; opgebold; opgezet dier; pompeus; toe; verzadigd; vol; volgegeten; zwaarlijvig |
inflado | gezwollen; opgeblazen; opgezet; opgezwollen | opgepompt |
opgezet form of opzetten:
-
opzetten (iemand opstoken; opjutten)
-
opzetten
-
opzetten (toenemen; groeien; stijgen; vermeerderen; groter worden; aanwinnen; aangroeien; aanzwellen; aanwassen; gedijen; de hoogte ingaan; omhooggaan)
aumentar; crecer; subir; engrandecer; surgir-
aumentar verb
-
crecer verb
-
subir verb
-
engrandecer verb
-
surgir verb
-
Conjugations for opzetten:
o.t.t.
- zet op
- zet op
- zet op
- zetten op
- zetten op
- zetten op
o.v.t.
- zette op
- zette op
- zette op
- zetten op
- zetten op
- zetten op
v.t.t.
- heb opgezet
- hebt opgezet
- heeft opgezet
- hebben opgezet
- hebben opgezet
- hebben opgezet
v.v.t.
- had opgezet
- had opgezet
- had opgezet
- hadden opgezet
- hadden opgezet
- hadden opgezet
o.t.t.t.
- zal opzetten
- zult opzetten
- zal opzetten
- zullen opzetten
- zullen opzetten
- zullen opzetten
o.v.t.t.
- zou opzetten
- zou opzetten
- zou opzetten
- zouden opzetten
- zouden opzetten
- zouden opzetten
en verder
- is opgezet
- zijn opgezet
diversen
- zet op!
- zet op!
- opgezet
- opzettend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze