Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. opstijven:


Dutch

Detailed Translations for opstijven from Dutch to Spanish

opstijven:

opstijven verb (stijf op, stijft op, steef op, steven op, opgesteven)

  1. opstijven

Conjugations for opstijven:

o.t.t.
  1. stijf op
  2. stijft op
  3. stijft op
  4. stijven op
  5. stijven op
  6. stijven op
o.v.t.
  1. steef op
  2. steef op
  3. steef op
  4. steven op
  5. steven op
  6. steven op
v.t.t.
  1. heb opgesteven
  2. hebt opgesteven
  3. heeft opgesteven
  4. hebben opgesteven
  5. hebben opgesteven
  6. hebben opgesteven
v.v.t.
  1. had opgesteven
  2. had opgesteven
  3. had opgesteven
  4. hadden opgesteven
  5. hadden opgesteven
  6. hadden opgesteven
o.t.t.t.
  1. zal opstijven
  2. zult opstijven
  3. zal opstijven
  4. zullen opstijven
  5. zullen opstijven
  6. zullen opstijven
o.v.t.t.
  1. zou opstijven
  2. zou opstijven
  3. zou opstijven
  4. zouden opstijven
  5. zouden opstijven
  6. zouden opstijven
en verder
  1. is opgesteven
  2. zijn opgesteven
diversen
  1. stijf op!
  2. stijft op!
  3. opgesteven
  4. opstijvend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for opstijven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
cuajarse opstijven kazen; klonteren; stijf worden; stremmen
endurecerse opstijven hard worden; kazen; verharden