Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- opvallen:
-
Wiktionary:
- opvallen → llamar la atención
- opvallen → golpear, pegar, chocar, percutir, desagradar, escandalizar, sorprender, batir
Dutch
Detailed Translations for opvallen from Dutch to Spanish
opvallen:
-
opvallen (uitsteken; uitspringen; eruit springen; afsteken; in het oog lopen)
destacarse; saltar a la vista; llamar la atención; ostentar; saltar; resaltar; brillar; sorprender; hacerse interesante; exhibir; descollar; extender; exponer; sobrepasar-
destacarse verb
-
saltar a la vista verb
-
llamar la atención verb
-
ostentar verb
-
saltar verb
-
resaltar verb
-
brillar verb
-
sorprender verb
-
hacerse interesante verb
-
exhibir verb
-
descollar verb
-
extender verb
-
exponer verb
-
sobrepasar verb
-
Conjugations for opvallen:
o.t.t.
- val op
- valt op
- valt op
- vallen op
- vallen op
- vallen op
o.v.t.
- viel op
- viel op
- viel op
- vielen op
- vielen op
- vielen op
v.t.t.
- ben opgevallen
- bent opgevallen
- is opgevallen
- zijn opgevallen
- zijn opgevallen
- zijn opgevallen
v.v.t.
- was opgevallen
- was opgevallen
- was opgevallen
- waren opgevallen
- waren opgevallen
- waren opgevallen
o.t.t.t.
- zal opvallen
- zult opvallen
- zal opvallen
- zullen opvallen
- zullen opvallen
- zullen opvallen
o.v.t.t.
- zou opvallen
- zou opvallen
- zou opvallen
- zouden opvallen
- zouden opvallen
- zouden opvallen
diversen
- val op!
- valt op!
- opgevallen
- opvallend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
opvallen
Translation Matrix for opvallen:
Related Definitions for "opvallen":
Wiktionary Translations for opvallen:
opvallen
Cross Translation:
verb
-
(ergatief) gemakkelijk opgemerkt worden, opzien baren
- opvallen → llamar la atención
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• opvallen | → golpear; pegar | ↔ frapper — A TRIER |
• opvallen | → chocar; golpear; pegar; percutir; desagradar; escandalizar; sorprender; batir | ↔ heurter — entrer brusquement en contact. |