Dutch
Detailed Translations for plamuur from Dutch to Spanish
plamuur:
-
de plamuur (plamuursel)
Translation Matrix for plamuur:
Noun | Related Translations | Other Translations |
estuco | plamuur; plamuursel | kalk; pleister; stuc |
masilla | plamuur; plamuursel | bar; café; hokje; hol; hol van een dier; knijp; kroeg; leger; lokaliteit; schuilplaats; stopverf; tapperij; taveerne |
Related Words for "plamuur":
plamuren:
-
plamuren
emplastecer-
emplastecer verb
-
Conjugations for plamuren:
o.t.t.
- plamuur
- plamuurt
- plamuurt
- plamuren
- plamuren
- plamuren
o.v.t.
- plamuurde
- plamuurde
- plamuurde
- plamuurden
- plamuurden
- plamuurden
v.t.t.
- heb geplamuurd
- hebt geplamuurd
- heeft geplamuurd
- hebben geplamuurd
- hebben geplamuurd
- hebben geplamuurd
v.v.t.
- had geplamuurd
- had geplamuurd
- had geplamuurd
- hadden geplamuurd
- hadden geplamuurd
- hadden geplamuurd
o.t.t.t.
- zal plamuren
- zult plamuren
- zal plamuren
- zullen plamuren
- zullen plamuren
- zullen plamuren
o.v.t.t.
- zou plamuren
- zou plamuren
- zou plamuren
- zouden plamuren
- zouden plamuren
- zouden plamuren
en verder
- is geplamuurd
- zijn geplamuurd
diversen
- plamuur!
- plamuurt!
- geplamuurd
- plamurend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for plamuren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
emplastecer | plamuren |
Related Words for "plamuren":
Related Definitions for "plamuren":
Wiktionary Translations for plamuren:
plamuren
verb
-
(met plamuur) steenachtige, houten of andere ondergronden (auto, gezicht) egaliseren of repareren
- plamuren → emplastecer