Dutch
Detailed Translations for promoten from Dutch to Spanish
promoten:
Conjugations for promoten:
o.t.t.
- promoot
- promoot
- promoot
- promoten
- promoten
- promoten
o.v.t.
- promootte
- promootte
- promootte
- promootten
- promootten
- promootten
v.t.t.
- heb gepromoot
- hebt gepromoot
- heeft gepromoot
- hebben gepromoot
- hebben gepromoot
- hebben gepromoot
v.v.t.
- had gepromoot
- had gepromoot
- had gepromoot
- hadden gepromoot
- hadden gepromoot
- hadden gepromoot
o.t.t.t.
- zal promoten
- zult promoten
- zal promoten
- zullen promoten
- zullen promoten
- zullen promoten
o.v.t.t.
- zou promoten
- zou promoten
- zou promoten
- zouden promoten
- zouden promoten
- zouden promoten
en verder
- ben gepromoot
- bent gepromoot
- is gepromoot
- zijn gepromoot
- zijn gepromoot
- zijn gepromoot
diversen
- promoot!
- promoot!
- gepromoot
- promotend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for promoten:
Verb | Related Translations | Other Translations |
ayudar | avanceren; helpen; promoten | assisteren; bijdragen; bijspringen; bijstaan; doorhelpen; handreiken; helpen; iemand vervangen; meehelpen; ondersteunen; seconderen; verder helpen; verderhelpen; vooruithelpen; weldoen |
promocionar | avanceren; helpen; promoten | aanjagen; aansporen; motiveren; opjutten; porren; vooruitschoppen |