Dutch
Detailed Translations for rondreiken from Dutch to Spanish
rondreiken:
Conjugations for rondreiken:
o.t.t.
- reik rond
- reikt rond
- reikt rond
- reiken rond
- reiken rond
- reiken rond
o.v.t.
- reikte rond
- reikte rond
- reikte rond
- reikten rond
- reikten rond
- reikten rond
v.t.t.
- heb rondgereikt
- hebt rondgereikt
- heeft rondgereikt
- hebben rondgereikt
- hebben rondgereikt
- hebben rondgereikt
v.v.t.
- had rondgereikt
- had rondgereikt
- had rondgereikt
- hadden rondgereikt
- hadden rondgereikt
- hadden rondgereikt
o.t.t.t.
- zal rondreiken
- zult rondreiken
- zal rondreiken
- zullen rondreiken
- zullen rondreiken
- zullen rondreiken
o.v.t.t.
- zou rondreiken
- zou rondreiken
- zou rondreiken
- zouden rondreiken
- zouden rondreiken
- zouden rondreiken
en verder
- is rondgereikt
- zijn rondgereikt
diversen
- reik rond!
- reikt rond!
- rondgereikt
- rondreikend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for rondreiken:
Verb | Related Translations | Other Translations |
dispersar | ronddelen; rondgeven; rondreiken; uitdelen; uitreiken; verdelen | uit elkaar stuiven; uit elkaar vliegen; uiteenstuiven; uiteenvliegen; uitwaaieren; uitzwermen; verdrijven; verjagen; verspreiden; waaieren; wegdrijven; wegjagen; zich verspreiden |
distribuir | ronddelen; rondgeven; rondreiken; uitdelen; uitreiken; verdelen | delen; distribueren; opdelen; opsplitsen; rantsoeneren; ronddelen; splitsen; uitreiken; verdelen; verzenden; zich splitsen |
repartir | ronddelen; rondgeven; rondreiken; uitdelen; uitreiken; verdelen | aanleveren; afleveren; arrangeren; bestellen; bezorgen; brengen; delen; distribueren; groeperen; gunnen; iets toekennen; indelen; leveren; opdelen; opsplitsen; ordenen; orderen; overhandigen; rondbrengen; ronddelen; splitsen; systematiseren; thuisbezorgen; toebedelen; toekennen; toeleveren; toewijzen; trakteren; uitdelen; uitreiken; verdelen; versturen; zenden; zich splitsen |