Dutch
Detailed Translations for sein from Dutch to Spanish
sein:
Translation Matrix for sein:
Noun | Related Translations | Other Translations |
seña | sein; teken; wenk | aanwijzing; gebaar; geste; knipoog; oogwenk; seintje; tip; vingerwenk; vingerwijzing; wenk; wijzer |
señal | sein; teken; wenk | aanbetaling; aanwijzing; eigenschap; gebaar; geste; herkenningsteken; indicatie; karakterisering; karakteristiek; kenmerk; signaal; symptoom; teken; tip; typering; vingerwenk; vingerwijzing; wenk |
signo | sein; teken; wenk | bewijs; blijk; gebaar; geste; herkenningsteken; signaal; teken |
Related Words for "sein":
seinen:
-
seinen (signalen geven)
Conjugations for seinen:
o.t.t.
- sein
- seint
- seint
- seinen
- seinen
- seinen
o.v.t.
- seinde
- seinde
- seinde
- seinden
- seinden
- seinden
v.t.t.
- heb geseind
- hebt geseind
- heeft geseind
- hebben geseind
- hebben geseind
- hebben geseind
v.v.t.
- had geseind
- had geseind
- had geseind
- hadden geseind
- hadden geseind
- hadden geseind
o.t.t.t.
- zal seinen
- zult seinen
- zal seinen
- zullen seinen
- zullen seinen
- zullen seinen
o.v.t.t.
- zou seinen
- zou seinen
- zou seinen
- zouden seinen
- zouden seinen
- zouden seinen
en verder
- ben geseind
- bent geseind
- is geseind
- zijn geseind
- zijn geseind
- zijn geseind
diversen
- sein!
- seint!
- geseind
- seinend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for seinen:
Verb | Related Translations | Other Translations |
dar señales | seinen; signalen geven | |
señalar | seinen; signalen geven | aanmerken; aanschouwen; bekijken; bekrachtigen; bemerken; berispen; bestempelen; certificeren; gewaarworden; kijken; manen; merken; onderscheiden; onderstrepen; ontwaren; opmerken; signaleren; staren; terechtwijzen; turen; vermanen; waarmerken; waarnemen; waarschuwen; wijzen naar; zien |