Dutch
Detailed Translations for sprongen from Dutch to Spanish
sprongen:
Translation Matrix for sprongen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
fisuras | barsten; scheuren; sprongen | |
grietas | barsten; scheuren; sprongen | barsten; krakken |
hendiduras | barsten; scheuren; sprongen | barsten; krakken |
saltos | sprongen | gehuppel; gespring; salto's |
Related Words for "sprongen":
sprong:
-
de sprong (hoogtesprong; hoogspringen)
Translation Matrix for sprong:
Noun | Related Translations | Other Translations |
ascenso | beklimming; bestijging; klim; opklimmen; stijgen | |
aumento | aangroei; aanvulling; aanwas; aanwinst; bijbetaling; cumuleren; expansie; gezwel; groei; groter worden; klimmen; knobbel; omhoogkomen; opaarden; opeenhopen; ophopen; opstapelen; opstijgen; stapelen; stijgen; stijging; toename; toename voorraad; toeneming; tumor; uitbreiding; uitvergroting; uitzetting; vergroting; verhogen; verhogen van de waarde; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking | |
salto | hoogspringen; hoogtesprong; sprong | afspringen; duik; naar beneden springen; salto; springen |
salto de altura | hoogspringen; hoogtesprong; sprong | |
Other | Related Translations | Other Translations |
ascenso | sprong; stijging | |
aumento | sprong; stijging |
Related Words for "sprong":
springen:
-
springen (een sprongetje maken)
-
springen (exploderen; ontploffen; uit elkaar springen; uit elkaar spatten; klappen)
explotar; estallar; explosionar; entrar en erupción; hacer explosión-
explotar verb
-
estallar verb
-
explosionar verb
-
entrar en erupción verb
-
hacer explosión verb
-
-
springen (ontploffen; uit elkaar spatten; uit elkaar springen; ploffen)
explotar; estallar; explosionar; reventar; cuartease; agrietarse-
explotar verb
-
estallar verb
-
explosionar verb
-
reventar verb
-
cuartease verb
-
agrietarse verb
-
-
springen (opspringen)
saltar; cortarse; levantarse de un salto; dar un salto; dar saltos-
saltar verb
-
cortarse verb
-
dar un salto verb
-
dar saltos verb
-
Conjugations for springen:
o.t.t.
- spring
- springt
- springt
- springen
- springen
- springen
o.v.t.
- sprong
- sprong
- sprong
- sprongen
- sprongen
- sprongen
v.t.t.
- heb gesprongen
- hebt gesprongen
- heeft gesprongen
- hebben gesprongen
- hebben gesprongen
- hebben gesprongen
v.v.t.
- had gesprongen
- had gesprongen
- had gesprongen
- hadden gesprongen
- hadden gesprongen
- hadden gesprongen
o.t.t.t.
- zal springen
- zult springen
- zal springen
- zullen springen
- zullen springen
- zullen springen
o.v.t.t.
- zou springen
- zou springen
- zou springen
- zouden springen
- zouden springen
- zouden springen
en verder
- ben gesprongen
- bent gesprongen
- is gesprongen
- zijn gesprongen
- zijn gesprongen
- zijn gesprongen
diversen
- spring!
- springt!
- gesprongen
- springend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
het springen (naar beneden springen; afspringen)
Translation Matrix for springen:
Related Definitions for "springen":
Wiktionary Translations for springen:
springen
Cross Translation:
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• springen | → saltar | ↔ jump — propel oneself rapidly upward such that momentum causes the body to become airborne |
• springen | → saltar | ↔ jump — cause oneself to leave an elevated location and fall downward |
• springen | → saltar | ↔ jump — employ a parachute to leave an aircraft or elevated location |
• springen | → saltar | ↔ leap — to jump |
• springen | → saltar | ↔ spring — to jump or leap |
• springen | → explotar; explosionar | ↔ exploser — faire explosion. |
• springen | → saltar | ↔ sauter — S’élancer en l’air |