Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. telefoons:
  2. telefoon:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for telefoons from Dutch to Spanish

telefoons:

telefoons [de ~] noun, plural

  1. de telefoons (telefoontoestellen)
    el teléfonos

Translation Matrix for telefoons:

NounRelated TranslationsOther Translations
teléfonos telefoons; telefoontoestellen apparaten; toestellen

Related Words for "telefoons":


telefoons form of telefoon:

telefoon [de ~ (m)] noun

  1. de telefoon (telefoontoestel)
    el teléfono; el aparato telefónico
  2. de telefoon
    el teléfono

Translation Matrix for telefoon:

NounRelated TranslationsOther Translations
aparato telefónico telefoon; telefoontoestel
teléfono telefoon; telefoontoestel belletje; telefonisch bericht; telefoontje

Related Words for "telefoon":


Related Definitions for "telefoon":

  1. apparaat waarmee je op afstand met iemand kunt praten1
    • wij hebben zo'n telefoon met druktoetsen1

Wiktionary Translations for telefoon:

telefoon
noun
  1. een toestel waarmee men geluid over kan brengen door middel van galvanische stroom

Cross Translation:
FromToVia
telefoon teléfono TelefonGerät für die Übermittlung von Sprache über große Entfernungen
telefoon teléfono phone — A device for transmitting conversations (telephone)
telefoon teléfono telephone — an electronic device used for two-way talking with other people
telefoon teléfono téléphone — Apareil utilisé pour mener une conversation à distance