Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. uit de band springen:


Dutch

Detailed Translations for uit de band springen from Dutch to Spanish

uit de band springen:

uit de band springen verb (spring uit de band, springt uit de band, sprong uit de band, sprongen uit de band, uit de band gesprongen)

  1. uit de band springen (uitleven)

Conjugations for uit de band springen:

o.t.t.
  1. spring uit de band
  2. springt uit de band
  3. springt uit de band
  4. springen uit de band
  5. springen uit de band
  6. springen uit de band
o.v.t.
  1. sprong uit de band
  2. sprong uit de band
  3. sprong uit de band
  4. sprongen uit de band
  5. sprongen uit de band
  6. sprongen uit de band
v.t.t.
  1. ben uit de band gesprongen
  2. bent uit de band gesprongen
  3. is uit de band gesprongen
  4. zijn uit de band gesprongen
  5. zijn uit de band gesprongen
  6. zijn uit de band gesprongen
v.v.t.
  1. was uit de band gesprongen
  2. was uit de band gesprongen
  3. was uit de band gesprongen
  4. waren uit de band gesprongen
  5. waren uit de band gesprongen
  6. waren uit de band gesprongen
o.t.t.t.
  1. zal uit de band springen
  2. zult uit de band springen
  3. zal uit de band springen
  4. zullen uit de band springen
  5. zullen uit de band springen
  6. zullen uit de band springen
o.v.t.t.
  1. zou uit de band springen
  2. zou uit de band springen
  3. zou uit de band springen
  4. zouden uit de band springen
  5. zouden uit de band springen
  6. zouden uit de band springen
diversen
  1. spring uit de band!
  2. springt uit de band!
  3. uit de band gesprongen
  4. uit de band springend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for uit de band springen:

VerbRelated TranslationsOther Translations
echar una cana al aire uit de band springen; uitleven
soltarse el pelo uit de band springen; uitleven

Related Translations for uit de band springen