Dutch
Detailed Translations for uitboren from Dutch to Spanish
uitboren:
-
uitboren
Conjugations for uitboren:
o.t.t.
- boor uit
- boort uit
- boort uit
- boren uit
- boren uit
- boren uit
o.v.t.
- boorde uit
- boorde uit
- boorde uit
- boorden uit
- boorden uit
- boorden uit
v.t.t.
- heb uitgeboord
- hebt uitgeboord
- heeft uitgeboord
- hebben uitgeboord
- hebben uitgeboord
- hebben uitgeboord
v.v.t.
- had uitgeboord
- had uitgeboord
- had uitgeboord
- hadden uitgeboord
- hadden uitgeboord
- hadden uitgeboord
o.t.t.t.
- zal uitboren
- zult uitboren
- zal uitboren
- zullen uitboren
- zullen uitboren
- zullen uitboren
o.v.t.t.
- zou uitboren
- zou uitboren
- zou uitboren
- zouden uitboren
- zouden uitboren
- zouden uitboren
en verder
- ben uitgeboord
- bent uitgeboord
- is uitgeboord
- zijn uitgeboord
- zijn uitgeboord
- zijn uitgeboord
diversen
- boor uit!
- boort uit!
- uitgeboord
- uitborend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for uitboren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
agujerear | uitboren | |
ahuecar | uitboren | uithollen |
taladrar | uitboren | doorponsen; doorprikken; openprikken; opensteken; pinnen; ponsen; spelden; stansen |