Summary
Dutch to Spanish:   more detail...
  1. verhogen:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for verhoog from Dutch to Spanish

verhogen:

verhogen verb (verhoog, verhoogt, verhoogde, verhoogden, verhoogd)

  1. verhogen (hoger maken)
    elevar; subir; levantar; alzar
  2. verhogen (ophogen)

Conjugations for verhogen:

o.t.t.
  1. verhoog
  2. verhoogt
  3. verhoogt
  4. verhogen
  5. verhogen
  6. verhogen
o.v.t.
  1. verhoogde
  2. verhoogde
  3. verhoogde
  4. verhoogden
  5. verhoogden
  6. verhoogden
v.t.t.
  1. heb verhoogd
  2. hebt verhoogd
  3. heeft verhoogd
  4. hebben verhoogd
  5. hebben verhoogd
  6. hebben verhoogd
v.v.t.
  1. had verhoogd
  2. had verhoogd
  3. had verhoogd
  4. hadden verhoogd
  5. hadden verhoogd
  6. hadden verhoogd
o.t.t.t.
  1. zal verhogen
  2. zult verhogen
  3. zal verhogen
  4. zullen verhogen
  5. zullen verhogen
  6. zullen verhogen
o.v.t.t.
  1. zou verhogen
  2. zou verhogen
  3. zou verhogen
  4. zouden verhogen
  5. zouden verhogen
  6. zouden verhogen
diversen
  1. verhoog!
  2. verhoogt!
  3. verhoogd
  4. verhogend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

verhogen [het ~] noun

  1. het verhogen (opaarden; ophopen)
    el aumento; la acumulación; el amontonamiento

Translation Matrix for verhogen:

NounRelated TranslationsOther Translations
acumulación opaarden; ophopen; verhogen accumulatie; bende; berg; cumulatie; cumuleren; groep; hoop; massa; opeenhopen; opeenhoping; opeenstapeling; ophopen; ophoping; opstapelen; opstapeling; opstopping; samenscholing; samenvoeging; selectie; sortering; stapel; stapelen; stel; troep; verstopping; verzameling
alzar omhoog steken; opsteken
amontonamiento opaarden; ophopen; verhogen accumulatie; bende; berg; hoop; massa; opeenhoping; ophoping; opstuwing; selectie; sortering; stel; verzameling
aumento opaarden; ophopen; verhogen aangroei; aanvulling; aanwas; aanwinst; bijbetaling; cumuleren; expansie; gezwel; groei; groter worden; klimmen; knobbel; omhoogkomen; opeenhopen; ophopen; opstapelen; opstijgen; stapelen; stijgen; stijging; toename; toename voorraad; toeneming; tumor; uitbreiding; uitvergroting; uitzetting; vergroting; verhogen van de waarde; verhoging; vermedevuldigen; vermeerdering; versterking
levantar omhoog steken; omhoog werpen; opsteken; opwerpen
subir opklimmen; oprijden; stijgen
VerbRelated TranslationsOther Translations
alzar hoger maken; verhogen aanleren; aansteken; aanstrijken; absorberen; afbakenen; afpalen; afzetten; begrenzen; bijdoen; bijsluiten; bijvoegen; buslichten; casseren; doen ontvlammen; eigen maken; erbij voegen; heffen; hernieuwen; herstellen; hijsen; hoger draaien; in de fik steken; in de hoogte steken; leren; lichten; lichter worden van kleur; naar boven tillen; neppen; omhoog brengen; omhoog doen; omhoog heffen; omhoogdraaien; omhoogheffen; omhoogkomen; omhoogrijzen; omhoogrukken; omhoogsteken; omhoogtillen; omlijnen; omranden; opdraaien; opheffen; oplichten; opnemen; oppikken; oprijzen; opslorpen; opslurpen; opsteken; opstijgen; optillen; opvliegen; renoveren; restaureren; rijzen; sigaret opsteken; tillen; toevoegen; verbeteren; verhelpen; verneuken; vernieuwen; verwerven
elevar hoger maken; ophogen; verhogen casseren; heffen; hijsen; lichten; omhoog brengen; omhoog doen; omhoog heffen; omhoogheffen; omhoogvoeren; opheffen; ophijsen; optillen; opvoeren; tillen; vergroten
levantar hoger maken; ophogen; verhogen aansteken; aanstrijken; afbakenen; afpalen; afzetten; arrangeren; begrenzen; bliksemen; bouwen; buslichten; casseren; construeren; doen ontvlammen; heffen; hernieuwen; herstellen; hijsen; hoger worden; hooghouden; iets op touw zetten; ijlen; in de fik steken; in de hoogte houden; in de hoogte steken; jachten; jagen; jakkeren; laten gaan; laten lopen; lichten; motiveren; naar boven tillen; naar boven trekken; niet vasthouden; omhoog brengen; omhoog heffen; omhoog rukken; omhoog trekken; omhoogbrengen; omhooggooien; omhooghalen; omhoogheffen; omhooghouden; omhoogkomen; omhoogrukken; omhoogsteken; omhoogtillen; omhoogtrekken; omlijnen; opgooien; opheffen; ophijsen; ophouden; opschieten; opstijgen; optillen; opvliegen; opwerpen; rechtop zetten; regelen; renoveren; reppen; snellen; spoeden; tillen; verbeteren; verhelpen; verhuizen; verkassen; vernieuwen; vliegen; weerlichten; zich haasten; zich omhoogtrekken; zich optrekken aan; zich spoeden
subir hoger maken; ophogen; verhogen aangroeien; aanwassen; aanwinnen; aanzwellen; bevorderd worden; binnenrijden; bovenkomen; de hoogte ingaan; eindje meerijden; erop vooruit gaan; gedijen; groeien; groter worden; heffen; hijsen; hoger worden; hogerop komen; in de lucht omhoogstijgen; inrijden; lichten; naar boven gaan; naar boven rijden; omhoog brengen; omhoog doen; omhoog komen; omhoog rijzen; omhooggaan; omhooghalen; omhoogheffen; omhoogkomen; omhoogleiden; omhooglopen; omhoogrijden; omhoogschroeven; omhoogstappen; omhoogstijgen; omhoogvoeren; ontspinnen; opgaan; opheffen; ophijsen; oprijden; oprijzen; opstijgen; optillen; opvliegen; opwaarts rijden; opzetten; rijzen; stijgen; tillen; toenemen; vermeerderen; vooruitkomen; vorderen; zich opwerken
OtherRelated TranslationsOther Translations
aumento sprong; stijging

Related Definitions for "verhogen":

  1. hoger maken1
    • de benzinepompen hebben hun prijzen verhoogd1

Wiktionary Translations for verhogen:

verhogen
verb
  1. hoger doen worden

Cross Translation:
FromToVia
verhogen acumularse; aumentarse accrue — increase
verhogen aumentar; incrementar augment — to increase, make larger or supplement
verhogen reforzar reinforce — to strengthen by addition
verhogen alzar hausserrendre plus haut, mettre dans une situation plus haute, élever.