Summary
Dutch to Spanish: more detail...
- versnijden:
-
Wiktionary:
- versnijden → diluir, extender, estirar, desenvolver, tender
Dutch
Detailed Translations for versnijden from Dutch to Spanish
versnijden:
-
versnijden (aanlengen; verdunnen; verwateren)
-
versnijden (fout knippen; verknippen)
cortar mal-
cortar mal verb
-
Conjugations for versnijden:
o.t.t.
- versnijd
- versnijdt
- versnijdt
- versnijden
- versnijden
- versnijden
o.v.t.
- versneed
- versneed
- versneed
- versneden
- versneden
- versneden
v.t.t.
- heb versneden
- hebt versneden
- heeft versneden
- hebben versneden
- hebben versneden
- hebben versneden
v.v.t.
- had versneden
- had versneden
- had versneden
- hadden versneden
- hadden versneden
- hadden versneden
o.t.t.t.
- zal versnijden
- zult versnijden
- zal versnijden
- zullen versnijden
- zullen versnijden
- zullen versnijden
o.v.t.t.
- zou versnijden
- zou versnijden
- zou versnijden
- zouden versnijden
- zouden versnijden
- zouden versnijden
diversen
- versnijd!
- versnijdt!
- versneden
- versnijdend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for versnijden:
Verb | Related Translations | Other Translations |
aflojar | aanlengen; verdunnen; versnijden; verwateren | afmatten; dempen; matigen; moe maken; ophoesten; slopen; temperen; terugdraaien; terugschroeven; uitputten; verflauwen; vermoeien; verslappen; voor de dag komen met; vrijaf geven; vrijgeven; zich matigen |
cortar mal | fout knippen; verknippen; versnijden | |
debilitar | aanlengen; verdunnen; versnijden; verwateren | aan kracht inboeten; aantasten; aanvreten; aftakelen; bederven; beschadigen; deren; iem.'s positie ondermijnen; ondergraven; ondermijnen; uitputten; verslappen; verzwakken; wegglijden; zwak worden; zwakker worden |
diluir | aanlengen; verdunnen; versnijden; verwateren |
Wiktionary Translations for versnijden:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• versnijden | → diluir | ↔ diluer — didactique|fr étendre d’eau ou d'un solvant adapté, un liquide quelconque. |
• versnijden | → extender; estirar; desenvolver; tender | ↔ étendre — Traductions à trier suivant le sens |