Dutch

Detailed Translations for volledigheid from Dutch to Spanish

volledigheid:

volledigheid [de ~ (v)] noun

  1. de volledigheid (uitputtendheid)
    la extenuación; la eshaustividad; el agotamiento; el cansancio; la fatiga
  2. de volledigheid (voltalligheid; geheel; totaliteit; )
    el estado completo; el todo; la unidad; la totalidad; el total
  3. de volledigheid (compleetheid)
    la integridad

Translation Matrix for volledigheid:

NounRelated TranslationsOther Translations
agotamiento uitputtendheid; volledigheid afmatting; moeheid; oververmoeidheid; uitputting; vermoeidheid
cansancio uitputtendheid; volledigheid afmatting; moeheid; uitputting; vermoeidheid
eshaustividad uitputtendheid; volledigheid
estado completo alles; eenheid; geheel; gezamenlijkheid; totaal; totaliteit; volkomenheid; volledigheid; voltalligheid
extenuación uitputtendheid; volledigheid
fatiga uitputtendheid; volledigheid afmatting; krachteloosheid; laksheid; moeheid; slapheid; slapte; sulligheid; uitputting; vermoeidheid; weekheid; zachtheid; zwakheid; zwakte
integridad compleetheid; volledigheid gaafheid; gegevensintegriteit; getrouwheid; integriteit; loyaliteit; onkreukbaarheid; openhartigheid; openheid; oprechtheid; rondborstigheid; rondheid; trouw; trouwhartigheid
todo alles; eenheid; geheel; gezamenlijkheid; totaal; totaliteit; volkomenheid; volledigheid; voltalligheid
total alles; eenheid; geheel; gezamenlijkheid; totaal; totaliteit; volkomenheid; volledigheid; voltalligheid complete som; totaalbedrag; volledige bedrag
totalidad alles; eenheid; geheel; gezamenlijkheid; totaal; totaliteit; volkomenheid; volledigheid; voltalligheid volheid
unidad alles; eenheid; geheel; gezamenlijkheid; totaal; totaliteit; volkomenheid; volledigheid; voltalligheid afdeling; departement; detachement; diskettestation; eenheid; eenvormigheid; eenzelvigheid; gelijkvormigheid; ledemaat; legerafdeling; legereenheid; legeronderdeel; lichaamsdeel; lidmaat; schijfstation; sectie; tak; uniformiteit
ModifierRelated TranslationsOther Translations
todo algeheel; alle; allemaal; alles; compleet; elk; elke; gehele; iedere; kompleet; volkomen; volledig; volslagen
total absoluut; algeheel; compleet; faliekant; finaal; gaaf; grondig; hartstikke; heel; helemaal; in het geheel; intact; integraal; kompleet; onverdeeld; totaal; vierkant; volkomen; volledig; volslagen; volstrekt

Related Words for "volledigheid":


volledig:


Translation Matrix for volledig:

NounRelated TranslationsOther Translations
integral integraal
todo alles; eenheid; geheel; gezamenlijkheid; totaal; totaliteit; volkomenheid; volledigheid; voltalligheid
total alles; complete som; eenheid; geheel; gezamenlijkheid; totaal; totaalbedrag; totaliteit; volkomenheid; volledige bedrag; volledigheid; voltalligheid
AdjectiveRelated TranslationsOther Translations
completo algeheel; compleet; fulltime; helemaal; kompleet; totaal; volkomen; volledig; volslagen af; afgedaan; afgelopen; beëindigd; faliekant; finaal; gaaf; gedaan; gepleegd; gereed; gevuld; geëindigd; hartstikke; heel; hele; helemaal; intact; klaar; kompleet; onverkort; opgevuld; over; plenair; uit; vierkant; vol; voleindigd; volgestopt; volstrekt; voltallig; voltooid; volwaardig; voorbij
- compleet; geheel; heel; vol
AdverbRelated TranslationsOther Translations
- helemaal
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
entero geheel getal
- totaal
ModifierRelated TranslationsOther Translations
a jornada completa fulltime; volledig
a tiempo completo compleet; fulltime; helemaal; totaal; volledig
completamente algeheel; compleet; fulltime; helemaal; kompleet; totaal; volkomen; volledig; volslagen faliekant; finaal; hartstikke; heel; hele; helemaal; vierkant; volstrekt; voluit
del todo compleet; helemaal; totaal; volledig faliekant; finaal; hartstikke; heel; hele; helemaal; vierkant; volstrekt
enteramente algeheel; compleet; kompleet; volkomen; volledig; volslagen faliekant; finaal; hartstikke; heel; hele; helemaal; vierkant; volstrekt
entero algeheel; compleet; kompleet; volkomen; volledig; volslagen faliekant; finaal; gaaf; hartstikke; heel; hele; helemaal; nieuw; onaangebroken; onaangeroerd; onaangetast; onbeschadigd; ongebruikt; ongeopend; onverkort; onverzwakt; pas gekocht; puntgaaf; vierkant; volstrekt
integral integraal; volledig onverkort
por completo algeheel; compleet; fulltime; helemaal; kompleet; totaal; volkomen; volledig; volslagen faliekant; finaal; gaaf; hartstikke; heel; hele; helemaal; intact; vierkant; volstrekt
todo algeheel; compleet; kompleet; volkomen; volledig; volslagen alle; allemaal; alles; elk; elke; gehele; iedere
total algeheel; compleet; helemaal; integraal; kompleet; totaal; volkomen; volledig; volslagen absoluut; faliekant; finaal; gaaf; grondig; hartstikke; heel; helemaal; in het geheel; intact; onverdeeld; totaal; vierkant; volkomen; volstrekt
totalmente algeheel; compleet; fulltime; helemaal; kompleet; totaal; volkomen; volledig; volslagen absoluut; alleszins; enenmale; faliekant; finaal; grondig; hartstikke; heel; hele; helemaal; in alle opzichten; in het geheel; totaal; vierkant; volkomen; volstrekt
íntegral fulltime; volledig

Related Words for "volledig":


Synonyms for "volledig":


Antonyms for "volledig":


Related Definitions for "volledig":

  1. zonder dat er iets ontbreekt1
    • hij heeft een volledige baan1

Wiktionary Translations for volledig:

volledig
adjective
  1. zonder iets ongedaan te laten

Cross Translation:
FromToVia
volledig completo complete — with everything included
volledig completamente completely — in a complete manner
volledig exhaustivo exhaustive — including every possible element
volledig completo full — complete
volledig entero full — total, entire
volledig completamente fully — in a full manner
volledig completamente fully — to a full extent
volledig total total — complete
volledig totalmente totally — In a total manner; completely
volledig completo complet — À quoi il ne manquer aucune des parties nécessaires.
volledig completo; entero; todo; total; lleno; pleno entier — Qui a toutes ses parties, ou que l’on considérer dans toute son étendue.
volledig enteramente; completamente entièrement — D'une manière entière.