Noun | Related Translations | Other Translations |
dejar
|
|
afstappen; afzien van; neerzetten
|
Verb | Related Translations | Other Translations |
aflojar
|
vrijaf geven; vrijgeven
|
aanlengen; afmatten; dempen; matigen; moe maken; ophoesten; slopen; temperen; terugdraaien; terugschroeven; uitputten; verdunnen; verflauwen; vermoeien; verslappen; versnijden; verwateren; voor de dag komen met; zich matigen
|
arriar
|
vrijaf geven; vrijgeven
|
aanzetten; duwen; gladstrijken; laten vieren; neerhalen; neersabelen; opzwepen; sterk prikkelen; strijken; vieren; voortbewegen; voortduwen; vooruitduwen
|
dejar
|
vrijaf geven; vrijgeven
|
achterlaten; afhaken; aflaten; afvallen; afzeggen; afzetten; afzien van; bevrijden; droppen; ergens loslaten; eruitstappen; heengaan; hooghouden; iemand iets nalaten; in de hoogte houden; in de steek laten; in vrijheid stellen; laten; laten uitstappen; loskrijgen; loslaten; losmaken; lostornen; nalaten; omhooghouden; opgeven; ophouden; overlaten; permitteren; stoppen; toelaten; tornen; uithalen; uittrekken; van de boeien ontdoen; verlaten; vermaken; veronachtzamen; vertrekken; vrijlaten
|
dejar correr
|
vrijaf geven; vrijgeven
|
in laten stromen; laten stromen in
|
dejar ir a una persona
|
vrijaf geven; vrijgeven
|
amnestie verlenen; invrijheidstellen; laten gaan; loslaten; vrijlaten
|
dejar marchar a una persona
|
vrijaf geven; vrijgeven
|
amnestie verlenen; invrijheidstellen; laten gaan; loslaten; vrijlaten
|