Dutch

Detailed Translations for weergeven from Dutch to Spanish

weergeven:

weergeven verb (geef weer, geeft weer, gaf weer, gaven weer, weergegeven)

  1. weergeven (beschrijven)
  2. weergeven
  3. weergeven
  4. weergeven

Conjugations for weergeven:

o.t.t.
  1. geef weer
  2. geeft weer
  3. geeft weer
  4. geven weer
  5. geven weer
  6. geven weer
o.v.t.
  1. gaf weer
  2. gaf weer
  3. gaf weer
  4. gaven weer
  5. gaven weer
  6. gaven weer
v.t.t.
  1. heb weergegeven
  2. hebt weergegeven
  3. heeft weergegeven
  4. hebben weergegeven
  5. hebben weergegeven
  6. hebben weergegeven
v.v.t.
  1. had weergegeven
  2. had weergegeven
  3. had weergegeven
  4. hadden weergegeven
  5. hadden weergegeven
  6. hadden weergegeven
o.t.t.t.
  1. zal weergeven
  2. zult weergeven
  3. zal weergeven
  4. zullen weergeven
  5. zullen weergeven
  6. zullen weergeven
o.v.t.t.
  1. zou weergeven
  2. zou weergeven
  3. zou weergeven
  4. zouden weergeven
  5. zouden weergeven
  6. zouden weergeven
diversen
  1. geef weer!
  2. geeft weer!
  3. weergegeven
  4. weergevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for weergeven:

NounRelated TranslationsOther Translations
reflejar weerschijnen; weerspiegelen
representar afbeelden; afschilderen
ver aankijken; aanschouwen; in de ogen kijken
VerbRelated TranslationsOther Translations
describir beschrijven; weergeven afschilderen; bepalen; beschrijven; definiëren; doen lijken; karakteriseren; kenmerken; kenschetsen; omschrijven; schetsen; tekenen; typeren
expresar beschrijven; weergeven betonen; betuigen; formuleren; fraseren; inkleden; laten zien; overzetten; presenteren; spuien; tonen; translateren; uitbeelden; uitdrukken; uitdrukking geven aan; uiten; uiting geven aan; verbaliseren; verbeelden; verpersonificeren; vertalen; vertolken; vertonen; verwoorden
hacerse eco de beschrijven; weergeven overzetten; translateren; vertalen; vertolken
interpretar beschrijven; weergeven acteren; dramatiseren; duiden; interpreteren; nader verklaren; ontvouwen; overbrengen; overzetten; toelichten; tolken; toneelspelen; translateren; uitbeelden; uiteenzetten; uitleggen; verbeelden; verduidelijken; verpersonificeren; vertalen; vertolken
presentar weergeven aanbieden; aandienen; aangeven; aanreiken; adviseren; afgeven; blootleggen; etaleren; exposeren; geven; iets aankondigen; iets aanraden; in aantocht zijn; indienen; influisteren; ingeven; laten zien; offreren; onthullen; ontmaskeren; overgeven; overhandigen; presenteren; raden; souffleren; suggereren; tentoonstellen; toesteken; tonen; uitloven; uitstallen; vertonen; voorleggen; zich aandienen; zich voordoen
reflejar beschrijven; weergeven afspiegelen; afwegen; belichten; beschouwen; echoën; galmen; met licht beschijnen; overdenken; overwegen; overzetten; reflecteren; resoneren; schallen; stuiten; terugkaatsen; terugstoten; translateren; vertalen; vertolken; weergalmen; weerkaatsen; weerklinken; weerschallen; weerschijnen; weerspiegelen
representar weergeven aanbieden; adviseren; exposeren; iets aanraden; ingeven; laten zien; offreren; presenteren; raden; representeren; suggereren; tentoonstellen; tonen; vertegenwoordigen; vertonen; voorleggen
reproducir beschrijven; weergeven afspelen; fotokopiëren; overzetten; reproduceren; translateren; vermenigvuldigen; vertalen; vertolken; verveelvoudigen
ver weergeven aankijken; aanschouwen; bekijken; bekrachtigen; bestempelen; certificeren; gadeslaan; gewaarworden; horen; kijken; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opmerken; signaleren; staren; toeschouwen; turen; voelen; waarmerken; waarnemen; zien
visualizar weergeven

Wiktionary Translations for weergeven:


Cross Translation:
FromToVia
weergeven representar gráficamente; renderizar render — To transform digital information in the form received from a repository into a display on a computer screen, or for other presentation to the user

External Machine Translations:

Related Translations for weergeven