Summary
Dutch to French: more detail...
- bundel:
- bundelen:
-
Wiktionary:
- bundel → fagot, faisceau, gerbe
- bundel → faisceau, touffe
- bundelen → grouper, mettre en banc, empiler, mettre en masse
Dutch
Detailed Translations for bundel from Dutch to French
bundel:
-
de bundel (schoof; bosje)
-
de bundel (gedichtenbundel)
-
de bundel (gedichtenverzameling)
-
bundel
-
bundel
Translation Matrix for bundel:
Noun | Related Translations | Other Translations |
botte | bosje; bundel; schoof | laars |
collection de poésie | bundel; gedichtenverzameling | |
faisceau | bos; bosje; bundel; schoof | |
gerbe | bosje; bundel; schoof | bloemetje; bloemstuk; boeket; korenschoof; ruiker; tuil |
lot | bundel | batch; bepaalde hoeveelheid; bouwterrein; bouwwerk; gebied; gebouw; kavel; pand; partij; perceel; terrein |
recueil de poèmes | bundel; gedichtenbundel | |
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
offre groupée | bundel | bundelen |
Related Words for "bundel":
Wiktionary Translations for bundel:
bundelen:
-
bundelen
joindre; unir-
joindre verb (joins, joint, joignons, joignez, joignent, joignais, joignait, joignions, joigniez, joignaient, joignis, joignit, joignîmes, joignîtes, joignirent, joindrai, joindras, joindra, joindrons, joindrez, joindront)
-
unir verb (unis, unit, unissons, unissez, unissent, unissais, unissait, unissions, unissiez, unissaient, unîmes, unîtes, unirent, unirai, uniras, unira, unirons, unirez, uniront)
-
-
bundelen
-
bundelen
Conjugations for bundelen:
o.t.t.
- bundel
- bundelt
- bundelt
- bundelen
- bundelen
- bundelen
o.v.t.
- bundelde
- bundelde
- bundelde
- bundelden
- bundelden
- bundelden
v.t.t.
- heb gebundeld
- hebt gebundeld
- heeft gebundeld
- hebben gebundeld
- hebben gebundeld
- hebben gebundeld
v.v.t.
- had gebundeld
- had gebundeld
- had gebundeld
- hadden gebundeld
- hadden gebundeld
- hadden gebundeld
o.t.t.t.
- zal bundelen
- zult bundelen
- zal bundelen
- zullen bundelen
- zullen bundelen
- zullen bundelen
o.v.t.t.
- zou bundelen
- zou bundelen
- zou bundelen
- zouden bundelen
- zouden bundelen
- zouden bundelen
en verder
- is gebundeld
- zijn gebundeld
diversen
- bundel!
- bundelt!
- gebundeld
- bundelend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for bundelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
joindre | aanlassen | |
Verb | Related Translations | Other Translations |
joindre | bundelen | aaneenlassen; aaneenschakelen; afspreken; bij elkaar leggen; bijdoen; bijeen voegen; bijsluiten; bijvoegen; binden; boeien; combineren; doorverbinden; een fusie aangaan; elkaar ontmoeten; elkaar zien; erbij doen; erbij optellen; erbij tellen; erbij voegen; fuseren; ineensmelten; ketenen; kluisteren; koppelen; lassen; meegeven; meesturen; meezenden; paren; samenbundelen; samengaan; samenkomen; samenkoppelen; samensmelten; samenvoegen; toevoegen; treffen; verbinden; versmelten; voegen |
regrouper | bundelen | groeperen |
unir | bundelen | bij elkaar brengen; bijeen voegen; bijeenbrengen; combineren; concentreren; koppelen; paren; samenbrengen; samenvoegen; verbinden; verbroederen; zich verzoenen met |
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
offre groupée | bundelen | bundel |
Related Words for "bundelen":
Wiktionary Translations for bundelen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• bundelen | → grouper; mettre en banc; empiler; mettre en masse | ↔ bunch — to gather into a bunch |