Dutch
Detailed Translations for figureren from Dutch to French
figureren:
-
figureren
figurer; faire de la figuration-
figurer verb (figure, figures, figurons, figurez, figurent, figurais, figurait, figurions, figuriez, figuraient, figurai, figuras, figura, figurâmes, figurâtes, figurèrent, figurerai, figureras, figurera, figurerons, figurerez, figureront)
-
Conjugations for figureren:
o.t.t.
- figureer
- figureert
- figureert
- figureren
- figureren
- figureren
o.v.t.
- figureerde
- figureerde
- figureerde
- figureerden
- figureerden
- figureerden
v.t.t.
- heb gefigureerd
- hebt gefigureerd
- heeft gefigureerd
- hebben gefigureerd
- hebben gefigureerd
- hebben gefigureerd
v.v.t.
- had gefigureerd
- had gefigureerd
- had gefigureerd
- hadden gefigureerd
- hadden gefigureerd
- hadden gefigureerd
o.t.t.t.
- zal figureren
- zult figureren
- zal figureren
- zullen figureren
- zullen figureren
- zullen figureren
o.v.t.t.
- zou figureren
- zou figureren
- zou figureren
- zouden figureren
- zouden figureren
- zouden figureren
diversen
- figureer!
- figureert!
- gefigureerd
- figurerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for figureren:
Verb | Related Translations | Other Translations |
faire de la figuration | figureren | |
figurer | figureren | acteren; een rol vertolken; inleven; invoelen; komedie spelen; meeleven; toneelspelen; voelen; zich aanstellen |
French
Detailed Translations for figureren from French to Dutch
figureren: (*Using Word and Sentence Splitter)
- figure: uiterlijk; figuur; verschijning; gedaante; postuur; personage; gezicht; gelaat; aangezicht; voorkomen; vorm; type; aanzien; buitenkant; vertoon; schim; silhouet; lichaamslijn
- rené: herboren
- figuré: oneigenlijk; beoogd; voorgesteld; illustratief
- figurer: acteren; toneelspelen; voelen; inleven; meeleven; invoelen; figureren; een rol vertolken; zich aanstellen; komedie spelen