Dutch
Detailed Translations for decoreren from Dutch to French
decoreren:
-
decoreren (een onderscheidingsteken geven; onderscheiden; ridderen)
distinguer; armer chevalier; décorer; descerner; recevoir chevalier; adouber; honorer de-
distinguer verb (distingue, distingues, distinguons, distinguez, distinguent, distinguais, distinguait, distinguions, distinguiez, distinguaient, distinguai, distinguas, distingua, distinguâmes, distinguâtes, distinguèrent, distinguerai, distingueras, distinguera, distinguerons, distinguerez, distingueront)
-
armer chevalier verb
-
décorer verb (décore, décores, décorons, décorez, décorent, décorais, décorait, décorions, décoriez, décoraient, décorai, décoras, décora, décorâmes, décorâtes, décorèrent, décorerai, décoreras, décorera, décorerons, décorerez, décoreront)
-
descerner verb
-
recevoir chevalier verb
-
adouber verb (adoube, adoubes, adoubons, adoubez, adoubent, adoubais, adoubait, adoubions, adoubiez, adoubaient, adoubai, adoubas, adouba, adoubâmes, adoubâtes, adoubèrent, adouberai, adouberas, adoubera, adouberons, adouberez, adouberont)
-
honorer de verb
-
-
decoreren (versieringen aanbrengen; versieren; aankleden)
décorer; embellir; enjoliver; orner; agrémenter-
décorer verb (décore, décores, décorons, décorez, décorent, décorais, décorait, décorions, décoriez, décoraient, décorai, décoras, décora, décorâmes, décorâtes, décorèrent, décorerai, décoreras, décorera, décorerons, décorerez, décoreront)
-
embellir verb (embellis, embellit, embellissons, embellissez, embellissent, embellissais, embellissait, embellissions, embellissiez, embellissaient, embellîmes, embellîtes, embellirent, embellirai, embelliras, embellira, embellirons, embellirez, embelliront)
-
enjoliver verb (enjolive, enjolives, enjolivons, enjolivez, enjolivent, enjolivais, enjolivait, enjolivions, enjoliviez, enjolivaient, enjolivai, enjolivas, enjoliva, enjolivâmes, enjolivâtes, enjolivèrent, enjoliverai, enjoliveras, enjolivera, enjoliverons, enjoliverez, enjoliveront)
-
orner verb (orne, ornes, ornons, ornez, ornent, ornais, ornait, ornions, orniez, ornaient, ornai, ornas, orna, ornâmes, ornâtes, ornèrent, ornerai, orneras, ornera, ornerons, ornerez, orneront)
-
agrémenter verb
-
Conjugations for decoreren:
o.t.t.
- decoreer
- decoreert
- decoreert
- decoreren
- decoreren
- decoreren
o.v.t.
- decoreerde
- decoreerde
- decoreerde
- decoreerden
- decoreerden
- decoreerden
v.t.t.
- heb gedecoreerd
- hebt gedecoreerd
- heeft gedecoreerd
- hebben gedecoreerd
- hebben gedecoreerd
- hebben gedecoreerd
v.v.t.
- had gedecoreerd
- had gedecoreerd
- had gedecoreerd
- hadden gedecoreerd
- hadden gedecoreerd
- hadden gedecoreerd
o.t.t.t.
- zal decoreren
- zult decoreren
- zal decoreren
- zullen decoreren
- zullen decoreren
- zullen decoreren
o.v.t.t.
- zou decoreren
- zou decoreren
- zou decoreren
- zouden decoreren
- zouden decoreren
- zouden decoreren
en verder
- ben gedecoreerd
- bent gedecoreerd
- is gedecoreerd
- zijn gedecoreerd
- zijn gedecoreerd
- zijn gedecoreerd
diversen
- decoreer!
- decoreert!
- gedecoreerd
- decorerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
decoreren (versieringen aanbrengen; versieren; opsmukken; opsieren)
Translation Matrix for decoreren:
Wiktionary Translations for decoreren:
decoreren
Cross Translation:
verb
decoreren
-
methoden en technieken gebruikt om bouwwerken, meubels of andere objecten te verfraaien
- decoreren → décorer
verb
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• decoreren | → orner; décorer | ↔ decorate — to furnish with decorations |
• decoreren | → décorer | ↔ schmücken — mit Schmuck ausstatten, mit Ziergegenständen verschönern |
• decoreren | → décorer | ↔ verzieren — (transitiv) mit Zierrat versehen; mit schmückenden Elementen ausgestalten |
French
Detailed Translations for decoreren from French to Dutch
decoreren: (*Using Word and Sentence Splitter)
- décoré: versierd; gedecoreerd; opgetuigd; opgesierd; opgesmukt
- rené: herboren
- décorer: versieren; aankleden; versieringen aanbrengen; onderscheiden; verfraaien; optuigen; decoreren; verluchten; ridderen; tooien; opsieren; opschikken; zich mooi maken; een onderscheidingsteken geven; opmaken; optutten; opsmukken; make-up aanbrengen; bekleden; overtrekken; stofferen; optooien; zich uitdossen; zich uitmonsteren; van bekleding voorzien