Home ->Dictionaries ->Dutch/French ->Search: bijeenbinden

Dutch and French Translation Search Results for bijeenbinden

Summary

Dutch to French: more detail...

bijeenbinden:
- Wiktionary:
  bijeenbinden → associer, joindre, relier, réunir

Dutch

Detailed Translations for bijeenbinden from Dutch to French

bijeenbinden: ^{(*Using Word and Sentence Splitter)}

bijeen: ensemble; commun; réuni; en commun
binden: lier; attacher; ligoter; rélier; fixer; nouer; ficeler; bâillonner; garrotter; prendre; saisir; joindre; relier; enchaîner; captiver; passer les menottes

Wiktionary Translations for bijeenbinden:

bijeenbinden

verb

Prendre quelqu’un pour compagnon, pour collègue dans une dignité, dans un emploi, dans une entreprise, etc.
- associer → bijeenbinden; samenbinden; verbinden
approcher deux choses l’une contre l’autre, en sorte qu’elles se toucher ou qu’elles se tenir.
- joindre → aaneenschakelen; bijeenvoegen; ineenzetten; samenstellen; bijeenbinden; samenbinden; verbinden; aaneenvoegen; bijeenbrengen; samenbrengen; verenigen; afstellen; passend maken; verstellen; instellen; bijdoen; bijmengen; bijvoegen; toegeven; toevoegen
lier de nouveau, refaire le nœud qui liait et qui est défaire.
- relier → aansluiten; binden; vastbinden; vastmaken; verbinden; bijeenbinden; samenbinden; inbinden
rejoindre ce qui désunir, séparer.
- réunir → bijeenkomen; samenkomen; vergaderen; bijeenbinden; samenbinden; verbinden