Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. gespannen:
  2. spannen:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for gespannen from Dutch to French

gespannen:

gespannen adj

  1. gespannen (gestressd; opgejaagd)

Translation Matrix for gespannen:

NounRelated TranslationsOther Translations
énervé neuroot; zenuwlijder; zenuwpees
ModifierRelated TranslationsOther Translations
contracté gespannen; gestressd; opgejaagd krampachtig; verkrampt
stressé gespannen; gestressd; opgejaagd aan stress lijdend; gestresst; overspannen
tendu gespannen; gestressd; opgejaagd bespannen; chagrijnig; geconcentreerd; gestrekt; ingespannen; knorrig; korzelig; nors; nurks; onbuigzaam; onverzettelijk; stijfkoppig; stug; taai; uitgerekt; van sterk gehalte; verdiept
énervé gespannen; gestressd; opgejaagd aangebrand; gehaast; gejaagd; geprikkeld; gestressed; geërgerd; geïrriteerd; haastig; jachtig; opgefokt; opgehitst; pissig; prikkelbaar

Related Words for "gespannen":


Wiktionary Translations for gespannen:

gespannen
adjective
  1. strak uitgerekt
  2. in hoge mate werkzaam
  3. ongemakkelijk, blijk gevend van stress, het punt van (uit-)barsten naderend
gespannen
adjective
  1. Traductions à trier suivant le sens

Cross Translation:
FromToVia
gespannen tendu strained — tense
gespannen tendu; contracté taut — tight; under tension, as in a rope or bow string
gespannen tendu; stressé; anxieux taut — showing stress or anxiety
gespannen tendu tense — showing stress or strain
gespannen tension tension — state of an elastic object

spannen:

spannen [de ~] noun, plural

  1. de spannen (koppels)
    l'attelages

spannen verb (span, spant, spande, spanden, gespannen)

  1. spannen (opspannen)
    tendre; étendre
    • tendre verb (tends, tend, tendons, tendez, )
    • étendre verb (étends, étend, étendons, étendez, )

Conjugations for spannen:

o.t.t.
  1. span
  2. spant
  3. spant
  4. spannen
  5. spannen
  6. spannen
o.v.t.
  1. spande
  2. spande
  3. spande
  4. spanden
  5. spanden
  6. spanden
v.t.t.
  1. heb gespannen
  2. hebt gespannen
  3. heeft gespannen
  4. hebben gespannen
  5. hebben gespannen
  6. hebben gespannen
v.v.t.
  1. had gespannen
  2. had gespannen
  3. had gespannen
  4. hadden gespannen
  5. hadden gespannen
  6. hadden gespannen
o.t.t.t.
  1. zal spannen
  2. zult spannen
  3. zal spannen
  4. zullen spannen
  5. zullen spannen
  6. zullen spannen
o.v.t.t.
  1. zou spannen
  2. zou spannen
  3. zou spannen
  4. zouden spannen
  5. zouden spannen
  6. zouden spannen
en verder
  1. ben gespannen
  2. bent gespannen
  3. is gespannen
  4. zijn gespannen
  5. zijn gespannen
  6. zijn gespannen
diversen
  1. span!
  2. spant!
  3. gespannen
  4. spannend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for spannen:

NounRelated TranslationsOther Translations
attelages koppels; spannen
VerbRelated TranslationsOther Translations
tendre opspannen; spannen aangeven; aanreiken; geven; oprekken; reiken; rekken; strak maken
étendre opspannen; spannen aangeven; aanreiken; breder maken; expanderen; geven; klaar leggen; naar buiten hangen; ontvouwen; openen; openspreiden; openvouwen; oprekken; reiken; rekken; rondstrooien; talrijker maken; uitbouwen; uitbreiden; uitdijen; uithangen; uitklappen; uitrekken; uitslaan; uitsmeren; uitspreiden; uitvouwen; uitzaaien; uitzenden; uitzwellen; verbreden; verbreiden; verbreider; verdeler; verdiepen; vergroten; verlengen; vermeerderen; verruimen; verspreiden; verstrooien; verwijden
ModifierRelated TranslationsOther Translations
tendre breekbaar; broos; clement; delicaat; diep; dun; fijn; fijngebouwd; fijngevoelig; fijnzinnig; fragiel; frèle; genadig; gevoelig; gevoelvol; goedhartig; iel; innig; intens; kwetsbaar; lichtgebouwd; liefderijk; liefdevol; liefhebbend; mak; mild; rank; sentimenteel; slank; teder; teer; teerbesnaard; teergevoelig; teerhartig; tenger; vergevingsgezind; verzoenend; weekhartig; welwillend; zacht; zacht aanvoelend; zachtaardig; zwak

Related Words for "spannen":



Related Translations for gespannen