Dutch
Detailed Translations for krab from Dutch to French
krab:
Translation Matrix for krab:
Noun | Related Translations | Other Translations |
déchirure | krab; krabwond; kras; schram | afrukken; barsten; kepen; krakken; losrukken; scheur; torn |
emprunteur | krab; krabwond; kras; schram | kredietnemer; lener |
griffure | krab; krabwond; kras; schram | gekrabbel; krabbelen; met de nagels krabbelen |
écorchure | krab; krabwond; kras; schram | schaafwond |
égratignure | krab; krabwond; kras; schram | aantekening; briefje; kattebelletje; kladbriefje; kladje; krabbel; schrijfsel |
éraflure | krab; krabwond; kras; schram | ontvellen; ontvelling; schampschot; schrammetje |
Related Words for "krab":
Wiktionary Translations for krab:
krabben:
-
krabben (wortels schrapen; schrappen)
Conjugations for krabben:
o.t.t.
- krab
- krabt
- krabt
- krabben
- krabben
- krabben
o.v.t.
- krabde
- krabde
- krabde
- krabden
- krabden
- krabden
v.t.t.
- heb gekrabd
- hebt gekrabd
- heeft gekrabd
- hebben gekrabd
- hebben gekrabd
- hebben gekrabd
v.v.t.
- had gekrabd
- had gekrabd
- had gekrabd
- hadden gekrabd
- hadden gekrabd
- hadden gekrabd
o.t.t.t.
- zal krabben
- zult krabben
- zal krabben
- zullen krabben
- zullen krabben
- zullen krabben
o.v.t.t.
- zou krabben
- zou krabben
- zou krabben
- zouden krabben
- zouden krabben
- zouden krabben
en verder
- ben gekrabd
- bent gekrabd
- is gekrabd
- zijn gekrabd
- zijn gekrabd
- zijn gekrabd
diversen
- krab!
- krabt!
- gekrabd
- krabbend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for krabben:
Verb | Related Translations | Other Translations |
gratter de carottes | krabben; schrappen; wortels schrapen |