Summary
Dutch to French: more detail...
- passeren:
- passer:
-
Wiktionary:
- passeren → passer, bouder, ignorer, méconnaitre, méconnaître
- passer → compas
- passer → compas d'épasseur, compas
Dutch
Detailed Translations for passeren from Dutch to French
passeren:
-
passeren (voorbijgaan; inhalen; voorbijrijden)
passer; dépasser; passer devant; rejoindre; rattraper; doubler-
passer verb (passe, passes, passons, passez, passent, passais, passait, passions, passiez, passaient, passai, passas, passa, passâmes, passâtes, passèrent, passerai, passeras, passera, passerons, passerez, passeront)
-
dépasser verb (dépasse, dépasses, dépassons, dépassez, dépassent, dépassais, dépassait, dépassions, dépassiez, dépassaient, dépassai, dépassas, dépassa, dépassâmes, dépassâtes, dépassèrent, dépasserai, dépasseras, dépassera, dépasserons, dépasserez, dépasseront)
-
passer devant verb
-
rejoindre verb (rejoins, rejoint, rejoignons, rejoignez, rejoignent, rejoignais, rejoignait, rejoignions, rejoigniez, rejoignaient, rejoignis, rejoignit, rejoignîmes, rejoignîtes, rejoignirent, rejoindrai, rejoindras, rejoindra, rejoindrons, rejoindrez, rejoindront)
-
rattraper verb (rattrape, rattrapes, rattrapons, rattrapez, rattrapent, rattrapais, rattrapait, rattrapions, rattrapiez, rattrapaient, rattrapai, rattrapas, rattrapa, rattrapâmes, rattrapâtes, rattrapèrent, rattraperai, rattraperas, rattrapera, rattraperons, rattraperez, rattraperont)
-
doubler verb (double, doubles, doublons, doublez, doublent, doublais, doublait, doublions, doubliez, doublaient, doublai, doublas, doubla, doublâmes, doublâtes, doublèrent, doublerai, doubleras, doublera, doublerons, doublerez, doubleront)
-
-
passeren (voorvallen; gebeuren; voordoen; plaatsvinden; plaats hebben)
se passer; survenir; arriver; se produire-
se passer verb
-
survenir verb (surviens, survient, survenons, survenez, surviennent, survenais, survenait, survenions, surveniez, survenaient, survins, survint, survînmes, survîntes, survinrent, surviendrai, surviendras, surviendra, surviendrons, surviendrez, surviendront)
-
arriver verb (arrive, arrives, arrivons, arrivez, arrivent, arrivais, arrivait, arrivions, arriviez, arrivaient, arrivai, arrivas, arriva, arrivâmes, arrivâtes, arrivèrent, arriverai, arriveras, arrivera, arriverons, arriverez, arriveront)
-
se produire verb
-
Conjugations for passeren:
o.t.t.
- passeer
- passeert
- passeert
- passeren
- passeren
- passeren
o.v.t.
- passeerde
- passeerde
- passeerde
- passeerden
- passeerden
- passeerden
v.t.t.
- ben gepasseerd
- bent gepasseerd
- is gepasseerd
- zijn gepasseerd
- zijn gepasseerd
- zijn gepasseerd
v.v.t.
- was gepasseerd
- was gepasseerd
- was gepasseerd
- waren gepasseerd
- waren gepasseerd
- waren gepasseerd
o.t.t.t.
- zal passeren
- zult passeren
- zal passeren
- zullen passeren
- zullen passeren
- zullen passeren
o.v.t.t.
- zou passeren
- zou passeren
- zou passeren
- zouden passeren
- zouden passeren
- zouden passeren
en verder
- heb gepasseerd
- hebt gepasseerd
- heeft gepasseerd
- hebben gepasseerd
- hebben gepasseerd
- hebben gepasseerd
diversen
- passeer!
- passeert!
- gepasseerd
- passerend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
Translation Matrix for passeren:
Related Words for "passeren":
Wiktionary Translations for passeren:
passeren
verb
passeren
-
voorbijgaan, voorbijsteken, inhalen
- passeren → passer
verb
-
témoigner par une certaine expression du visage ou par son silence que l’on est mécontent de quelque chose.
-
Ne pas connaître.
-
ignorer, ne pas reconnaitre.
-
Ne pas reconnaître.
passer:
Translation Matrix for passer:
Noun | Related Translations | Other Translations |
compas | passer | kompas |
Related Words for "passer":
Wiktionary Translations for passer:
passer
Cross Translation:
noun
-
géom|fr instrument qui sert à reporter des longueurs et à décrire des circonférences.
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• passer | → compas d'épasseur | ↔ calipers — device used to measure thickness between two surfaces |
• passer | → compas | ↔ pair of compasses — tool used to draw circles |
External Machine Translations:
Related Translations for passeren
French
Detailed Translations for passeren from French to Dutch
passeren: (*Using Word and Sentence Splitter)
- passe: passe-partout; geul; vaargeul; zeegat
- rené: herboren
- passé: afgelopen; vorig; verleden; vroeger; vorige; geweest; voorheen; voormalig; toenmalig; vroegere; ex; voormalige; gewezen; over; uit; klaar; af; gereed; voltooid; geëindigd; afgedaan; verlopen; vervallen; voorbij; verstreken; beëindigd; weg; verloren; zoek; kwijt; vermist; slecht; rot; vergaan; bedorven; verrot; rottig; verleden tijd; onvoltooid verleden tijd; o.v.t.; jongstleden; verdwaald; armoedig; pover; sjofel; schamel; haveloos; flodderig; sjofeltjes; voorgevallen; doorgegeven; verder gegeven
- passer: aankomen; bezoeken; opzoeken; langskomen; inlopen; voorbijkomen; op bezoek komen; besteden; doorbrengen; slijten; inhalen; passeren; voorbijgaan; voorbijrijden; verlopen; vervallen; aflopen; vergaan; verstrijken; verstrekken; verlenen; schenken; geven; aangeven; aanreiken; reiken; aanlopen; komen aanlopen; oversteken; erdoor komen; doordrukken; doorstoten; dwars oversteken; drukkend door iets heen brengen; aantrekken; toestoppen; dichttrekken; voorbijvaren; reizen door; doorheen reizen
External Machine Translations: