Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. tenondergaan:
  2. ten ondergaan:
  3. ten onder gaan:
  4. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for ten onder gaan from Dutch to French

ten onder gaan form of tenondergaan:

tenondergaan verb (ga tenonder, gaat tenonder, ging tenonder, gingen tenonder, tenondergegaan)

  1. tenondergaan (strijd verliezen; het onderspit delven)
    céder; succomber; s'écrouler; flancher
    • céder verb (cède, cèdes, cédons, cédez, )
    • succomber verb (succombe, succombes, succombons, succombez, )
    • flancher verb (flanche, flanches, flanchons, flanchez, )
  2. tenondergaan (bezwijken; het onderspit delven; afleggen)
    succomber; céder; répandre; écorcher; s'écrouler
    • succomber verb (succombe, succombes, succombons, succombez, )
    • céder verb (cède, cèdes, cédons, cédez, )
    • répandre verb (répands, répand, répandons, répandez, )
    • écorcher verb (écorche, écorches, écorchons, écorchez, )
  3. tenondergaan (vergaan; achteruitgaan; teruggaan; )
    pourrir; périr; sombrer
    • pourrir verb (pourris, pourrit, pourrissons, pourrissez, )
    • périr verb (péris, périt, périssons, périssez, )
    • sombrer verb (sombre, sombres, sombrons, sombrez, )

Conjugations for tenondergaan:

o.t.t.
  1. ga tenonder
  2. gaat tenonder
  3. gaat tenonder
  4. gaan tenonder
  5. gaan tenonder
  6. gaan tenonder
o.v.t.
  1. ging tenonder
  2. ging tenonder
  3. ging tenonder
  4. gingen tenonder
  5. gingen tenonder
  6. gingen tenonder
v.t.t.
  1. ben tenondergegaan
  2. bent tenondergegaan
  3. is tenondergegaan
  4. zijn tenondergegaan
  5. zijn tenondergegaan
  6. zijn tenondergegaan
v.v.t.
  1. was tenondergegaan
  2. was tenondergegaan
  3. was tenondergegaan
  4. waren tenondergegaan
  5. waren tenondergegaan
  6. waren tenondergegaan
o.t.t.t.
  1. zal tenondergaan
  2. zult tenondergaan
  3. zal tenondergaan
  4. zullen tenondergaan
  5. zullen tenondergaan
  6. zullen tenondergaan
o.v.t.t.
  1. zou tenondergaan
  2. zou tenondergaan
  3. zou tenondergaan
  4. zouden tenondergaan
  5. zouden tenondergaan
  6. zouden tenondergaan
diversen
  1. ga tenonder!
  2. gat tenonder!
  3. tenondergegaan
  4. tenondergaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for tenondergaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
céder afleggen; bezwijken; het onderspit delven; strijd verliezen; tenondergaan afstaan; als waar erkennen; cadeau doen; cadeau geven; capituleren; doorbuigen; doorzakken; erkennen; opgeven; overgeven; schenken; toegeven; uitleveren; wijken; zich overgeven; zwichten
flancher het onderspit delven; strijd verliezen; tenondergaan
pourrir achteruitgaan; bezwijken; instorten; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; zinken afrotten; bederven; beschimmelen; in staat van ontbinding zijn; liggen rotten; ontbinden; rotten; schimmelen; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten
périr achteruitgaan; bezwijken; instorten; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; zinken afgaan; bezwijken; doodgaan; falen; floppen; heengaan; in de puree lopen; inslapen; misgaan; mislopen; mislukken; omkomen; ondergaan; ontbinden; overlijden; rotten; sneuvelen; sterven; stranden; te gronde gaan; ten ondergaan; vallen; vergaan; verkeerd lopen; verrotten; verteren; wegrotten; wegvallen
répandre afleggen; bezwijken; het onderspit delven; tenondergaan alom bekend maken; doorgeven; doorslaan; doorspelen; doorvertellen; een boodschap uitdragen; klaar leggen; rondbrieven; ronddelen; rondgeven; rondreiken; rondstrooien; rondvertellen; spreiden; uitdelen; uitdragen; uitreiken; uitspreiden; uitstrooien; uitwaaieren; uitzaaien; uitzenden; uitzwermen; verbreiden; verbreider; verdelen; verdeler; vergieten; verhaal vertellen; verhalen; verklappen; verkondigen; verraden; verspreiden; verstrooien; vertellen; waaieren; zich verspreiden
s'écrouler afleggen; bezwijken; het onderspit delven; strijd verliezen; tenondergaan afbreken; begeven; bezwijken; breken; flippen; in elkaar storten; in elkaar zakken; ineenstorten; ineenzakken; ineenzijgen; instorten; invallen; inzakken; inzinken; kelderen; neerhalen; omlaagstorten; omverhalen; ondergaan; slopen; sterk afnemen; te gronde gaan; teruglopen; uit elkaar halen; vallen; zakken
sombrer achteruitgaan; bezwijken; instorten; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verrotten; verteren; wegrotten; zinken afglijden; aftakelen; afzakken; galvaniseren; inzinken; kelderen; onder water gaan; ondergaan; te gronde gaan; ten ondergaan; vervallen; verzinken; wegglijden; wegzinken; zakken; zinken
succomber afleggen; bezwijken; het onderspit delven; strijd verliezen; tenondergaan
écorcher afleggen; bezwijken; het onderspit delven; tenondergaan aan flarden scheuren; afhalen; afschaven; afstropen; afzetten; bedonderen; bedriegen; beduvelen; belazeren; besodemieteren; misleiden; ontvellen; oplichten; stropen; uit elkaar rukken; uit elkaar trekken; uitbenen; uiteentrekken; verscheuren; villen; zwendelen

ten ondergaan:

ten ondergaan verb

  1. ten ondergaan (te gronde gaan; ondergaan)
    sombrer; être tué; périr; mourir
    • sombrer verb (sombre, sombres, sombrons, sombrez, )
    • être tué verb
    • périr verb (péris, périt, périssons, périssez, )
    • mourir verb (meurs, meurt, mourons, mourez, )

Translation Matrix for ten ondergaan:

NounRelated TranslationsOther Translations
mourir wegsterven
VerbRelated TranslationsOther Translations
mourir ondergaan; te gronde gaan; ten ondergaan afsterven; besterven; bezwijken; doodgaan; heengaan; inslapen; kapotgaan; omkomen; ontslapen; ophouden; overlijden; sneuvelen; sterven; uitsterven; vallen; verscheiden; versterven; wegvallen
périr ondergaan; te gronde gaan; ten ondergaan achteruitgaan; afgaan; bezwijken; doodgaan; falen; floppen; heengaan; in de puree lopen; inslapen; instorten; misgaan; mislopen; mislukken; omkomen; ontbinden; overlijden; rotten; sneuvelen; sterven; stranden; tenondergaan; teruggaan; vallen; vergaan; verkeerd lopen; verrotten; verteren; wegrotten; wegvallen; zinken
sombrer ondergaan; te gronde gaan; ten ondergaan achteruitgaan; afglijden; aftakelen; afzakken; bezwijken; galvaniseren; instorten; inzinken; kelderen; onder water gaan; ondergaan; tenondergaan; teruggaan; vergaan; verrotten; verteren; vervallen; verzinken; wegglijden; wegrotten; wegzinken; zakken; zinken
être tué ondergaan; te gronde gaan; ten ondergaan bezwijken; doodgaan; heengaan; in de oorlog omkomen; inslapen; omkomen; overlijden; sneuvelen; sterven; vallen; wegvallen

ten onder gaan:

ten onder gaan verb (ga ten onder, gaat ten onder, ging ten onder, gingen ten onder, ten onder gegaan)

  1. ten onder gaan (vergaan)

Conjugations for ten onder gaan:

o.t.t.
  1. ga ten onder
  2. gaat ten onder
  3. gaat ten onder
  4. gaan ten onder
  5. gaan ten onder
  6. gaan ten onder
o.v.t.
  1. ging ten onder
  2. ging ten onder
  3. ging ten onder
  4. gingen ten onder
  5. gingen ten onder
  6. gingen ten onder
v.t.t.
  1. ben ten onder gegaan
  2. bent ten onder gegaan
  3. is ten onder gegaan
  4. zijn ten onder gegaan
  5. zijn ten onder gegaan
  6. zijn ten onder gegaan
v.v.t.
  1. was ten onder gegaan
  2. was ten onder gegaan
  3. was ten onder gegaan
  4. waren ten onder gegaan
  5. waren ten onder gegaan
  6. waren ten onder gegaan
o.t.t.t.
  1. zal ten onder gaan
  2. zult ten onder gaan
  3. zal ten onder gaan
  4. zullen ten onder gaan
  5. zullen ten onder gaan
  6. zullen ten onder gaan
o.v.t.t.
  1. zou ten onder gaan
  2. zou ten onder gaan
  3. zou ten onder gaan
  4. zouden ten onder gaan
  5. zouden ten onder gaan
  6. zouden ten onder gaan
diversen
  1. ga ten onder!
  2. gat ten onder!
  3. ten onder gegaan
  4. ten onder gaand
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for ten onder gaan:

VerbRelated TranslationsOther Translations
aller à la ruine ten onder gaan; vergaan
courir à sa perte ten onder gaan; vergaan
courir à sa ruine ten onder gaan; vergaan

Wiktionary Translations for ten onder gaan:

ten onder gaan
verb
  1. Être en péril, aller à la ruine, aller vers son déclin

Related Translations for ten onder gaan