Noun | Related Translations | Other Translations |
addition
|
aaneenschakeling; samentrekking; samenvoeging
|
aanhangsel; aantekening; aanvulling; addendum; appendix; bijmenging; bijtelling; bijvoegen; bijvoeging; bijvoegsel; completering; factuur; nota; notitie; optelling; optelsom; rekening; samentelling; samenvoeging; som; supplement; suppletie; tel; tellen; toevoegen; toevoeging; toevoegsel; uitbreiding; voltooiing; vulling; vulsel; vulstof
|
chaîne
|
aaneenschakeling; keten; ketting; snoer
|
aaneengeschakelde ringen om iemand mee vast te binden; boei; halsketting; halssieraad; halssnoer; keten; ketting; kettinkje; kluister; net; netwerk; schering; sneeuwketting; tekenreeks; televisiekanaal
|
chaînette
|
aaneenschakeling; keten; ketting; snoer
|
|
collier
|
aaneenschakeling; keten; ketting; snoer
|
collier; gareel; halsband; halsketting; halssnoer; harnas; ketting; kettinkje; leiband; toom; tuig
|
cycle
|
aaneenschakeling; keten; ketting; snoer
|
cyclus; epoch; epoche; era; fase; fiets; kringloop; ontwikkelingsstadium; periode; reeks; rijwiel; serie; stadium; tijdkring; tijdperk; tijdsgewricht; tijdsverloop; tijdvak
|
embranchement
|
aaneenschakeling; samentrekking; samenvoeging
|
afrit; aftakking; driesprong; knooppunt; kruispunt; onderafdeling; samenstroming; samenvloeiing; splitsing; spruitstuk; tweesprong; verkeersknooppunt; vertakking; wegsplitsing; zijspoor
|
enchaînement
|
aaneenschakeling; keten; ketting; samentrekking; samenvoeging; snoer
|
aaneenschakelen; halssieraad; keten; ketting; schakeling
|
ordre
|
aaneenschakeling; opeenvolging
|
aanwijzing; arrangement; betamelijkheid; bevel; bevelschrift; commando; consigne; dwangbevel; fatsoen; fatsoenlijkheid; gebod; gelid; graad; hiërarchie; indeling; instructie; keurigheid; klasse; maatschappelijke klasse; netheid; niveau; onberispelijkheid; opbouw; opdracht; opgeruimdheid; opstelling; orde; ordelijkheid; ordening; order; organisatie; peil; properheid; rang; rangorde; rangschikking; regelmaat; samenstelling; schikking; slag; smetteloosheid; specialisatie; specialisme; stand; structuur; systeem; taak; vakgebied; volgorde; voorschrift; welgemanierdheid; welvoeglijkheid
|
succession
|
aaneenschakeling; opeenvolging; samentrekking; samenvoeging
|
boedel; erfboedel; erfenis; erfgoed; erfopvolging; legaat; nalatenschap; opvolging; successie
|
suite
|
aaneenschakeling; opeenvolging
|
conclusie; cyclus; eindsom; gehoor; gevolg; gevolg geven aan; gevolgtrekking; hotelsuite; ontvangkamer; opvolging; programmapakket; reeks; salon; serie; sleep; slotsom; successie; suite; tijdkring; vervolg; voortzetting
|
séquence
|
aaneenschakeling; keten; ketting; snoer
|
cyclus; reeks; sequens; sequentie; serie; tijdkring; vervolgdeel
|
série
|
aaneenschakeling; keten; opeenvolging; reeks; rij; serie
|
cyclus; gamma; reeks; scala; serie; spectrum; tijdkring
|
Not Specified | Related Translations | Other Translations |
enchaînement
|
|
tekstdoorloop
|