Dutch

Detailed Translations for aanrotzooien from Dutch to French

aanrotzooien:

aanrotzooien verb (rotzooi aan, rotzooit aan, rotzooide aan, rotzooiden aan, aangerotzooid)

  1. aanrotzooien (scharrelen; aanrommelen; rotzooien; knoeien)
    tripoter; farfouiller; gâcher; cochonner; barbouiller; gargouiller; bricoler; patauger; goder; faire n'importe quoi; travailler sans soin
    • tripoter verb (tripote, tripotes, tripotons, tripotez, )
    • farfouiller verb (farfouille, farfouilles, farfouillons, farfouillez, )
    • gâcher verb (gâche, gâches, gâchons, gâchez, )
    • cochonner verb (cochonne, cochonnes, cochonnons, cochonnez, )
    • barbouiller verb (barbouille, barbouilles, barbouillons, barbouillez, )
    • gargouiller verb (gargouille, gargouilles, gargouillons, gargouillez, )
    • bricoler verb (bricole, bricoles, bricolons, bricolez, )
    • patauger verb (patauge, patauges, pataugeons, pataugez, )
    • goder verb (gode, godes, godons, godez, )

Conjugations for aanrotzooien:

o.t.t.
  1. rotzooi aan
  2. rotzooit aan
  3. rotzooit aan
  4. rotzooien aan
  5. rotzooien aan
  6. rotzooien aan
o.v.t.
  1. rotzooide aan
  2. rotzooide aan
  3. rotzooide aan
  4. rotzooiden aan
  5. rotzooiden aan
  6. rotzooiden aan
v.t.t.
  1. heb aangerotzooid
  2. hebt aangerotzooid
  3. heeft aangerotzooid
  4. hebben aangerotzooid
  5. hebben aangerotzooid
  6. hebben aangerotzooid
v.v.t.
  1. had aangerotzooid
  2. had aangerotzooid
  3. had aangerotzooid
  4. hadden aangerotzooid
  5. hadden aangerotzooid
  6. hadden aangerotzooid
o.t.t.t.
  1. zal aanrotzooien
  2. zult aanrotzooien
  3. zal aanrotzooien
  4. zullen aanrotzooien
  5. zullen aanrotzooien
  6. zullen aanrotzooien
o.v.t.t.
  1. zou aanrotzooien
  2. zou aanrotzooien
  3. zou aanrotzooien
  4. zouden aanrotzooien
  5. zouden aanrotzooien
  6. zouden aanrotzooien
diversen
  1. rotzooi aan!
  2. rotzooit aan!
  3. aangerotzooid
  4. aanrotzooiende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for aanrotzooien:

NounRelated TranslationsOther Translations
bricoler klussen
VerbRelated TranslationsOther Translations
barbouiller aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen bekladden; bemorsen; besmeren; bevlekken; bevuilen; kalken; kladden; kladderen; kliederen; klodderen; scharrelen van kip
bricoler aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen aanmodderen; broddelen; dokteren; fröbelen; klusje opknappen; klussen; knutselen; lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; prutsen; rommelen; rondhangen; sleutelen
cochonner aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen haspelen; kladderen; kliederen; klodderen; lanterfanten; luieren; lummelen; nietsdoen; niksen; rondhangen; scharrelen van kip; tot een warboel maken; verwarren
faire n'importe quoi aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen flodderen; scharrelen van kip
farfouiller aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen flodderen; graaien; grabbelen; in iets rondtasten; rommelen; scharrelen van kip
gargouiller aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen scharrelen van kip
goder aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen scharrelen van kip
gâcher aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen aanklooien; bederven; corrumperen; klooien; klungelen; klunzen; knoeien; ontbinden; prutsen; rotten; rotzooien; schiften; stukmaken; stuntelen; verboemelen; verbrassen; verbroddelen; verderven; verdoen; vergaan; vergallen; verklungelen; verknallen; verknoeien; verkopen; verkwanselen; verkwisten; verloederen; verpesten; verprutsen; verrotten; verslonzen; verspillen; verteren; verzieken; verzuren; wegrotten; zuur worden
patauger aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen modderen; pootjebaden; scharrelen van kip
travailler sans soin aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen scharrelen van kip
tripoter aanrommelen; aanrotzooien; knoeien; rotzooien; scharrelen aanmodderen; broddelen; foezelen; friemelen; frommelen; frunniken; klungelen; klunzen; knoeien; peuteren; prutsen; pulken; rommelen; scharrelen van kip; stuntelen