Dutch

Detailed Translations for aanvangstijd from Dutch to French

aanvangstijd:

aanvangstijd [de ~ (m)] noun

  1. de aanvangstijd (begintijd; vertrektijd; starttijd)
    l'heure de départ; le début; l'heure de commencement; le départ; l'origine; le commencement; le lever du rideau

Translation Matrix for aanvangstijd:

NounRelated TranslationsOther Translations
commencement aanvangstijd; begintijd; starttijd; vertrektijd aanhef; aanheffen; aanloopstadium; aanlooptijd; aanvang; aanvangen; bakermat; begin; beginnen; begintijd; hoofd; inzet; inzetten; oorsprong; opening; start; titel
début aanvangstijd; begintijd; starttijd; vertrektijd aanhef; aanheffen; aanvang; aanvangen; begin; beginne; beginnen; debuut; eerste optreden; hoofd; inzet; inzetten; opening; start; titel
départ aanvangstijd; begintijd; starttijd; vertrektijd aanvang; afreis; afrit; afvaart; afvaren; afvliegen; begin; heengaan; inzet; opening; start; uitvaren; vertrek; vertrekken; weggaan; wegvliegen
heure de commencement aanvangstijd; begintijd; starttijd; vertrektijd
heure de départ aanvangstijd; begintijd; starttijd; vertrektijd vertrektijd
lever du rideau aanvangstijd; begintijd; starttijd; vertrektijd
origine aanvangstijd; begintijd; starttijd; vertrektijd aanvang; afkomst; afstammen; afstamming; bakermat; begin; herkomst; inzet; komaf; oorsprong; opening; origine; spruiten; start

Related Words for "aanvangstijd":

  • aanvangstijden