Dutch
Detailed Translations for afgedragen from Dutch to French
afgedragen:
Translation Matrix for afgedragen:
Modifier | Related Translations | Other Translations |
usé | afgedragen; afgeleefd; afgetrapt; oud; versleten; vervallen | afgesleten; afgesloofd; aftands; doorgesleten; geëxploiteerd; sleets; uitgebuit; uitgesleten |
Wiktionary Translations for afgedragen:
Cross Translation:
From | To | Via |
---|---|---|
• afgedragen | → décrépit | ↔ decrepit — weakened or worn out |
afgedragen form of afdragen:
-
afdragen (overdragen aan)
transmettre-
transmettre verb (transmets, transmet, transmettons, transmettez, transmettent, transmettais, transmettait, transmettions, transmettiez, transmettaient, transmis, transmit, transmîmes, transmîtes, transmirent, transmettrai, transmettras, transmettra, transmettrons, transmettrez, transmettront)
-
-
afdragen (verslijten; slijten; verteren)
se corroder; user; consommer; se consumer; s'user-
se corroder verb
-
user verb (use, uses, usons, usez, usent, usais, usait, usions, usiez, usaient, usai, usas, usa, usâmes, usâtes, usèrent, userai, useras, usera, userons, userez, useront)
-
consommer verb (consomme, consommes, consommons, consommez, consomment, consommais, consommait, consommions, consommiez, consommaient, consommai, consommas, consomma, consommâmes, consommâtes, consommèrent, consommerai, consommeras, consommera, consommerons, consommerez, consommeront)
-
se consumer verb
-
s'user verb
-
Conjugations for afdragen:
o.t.t.
- draag af
- draagt af
- draagt af
- dragen af
- dragen af
- dragen af
o.v.t.
- droeg af
- droeg af
- droeg af
- droegen af
- droegen af
- droegen af
v.t.t.
- heb afgedragen
- hebt afgedragen
- heeft afgedragen
- hebben afgedragen
- hebben afgedragen
- hebben afgedragen
v.v.t.
- had afgedragen
- had afgedragen
- had afgedragen
- hadden afgedragen
- hadden afgedragen
- hadden afgedragen
o.t.t.t.
- zal afdragen
- zult afdragen
- zal afdragen
- zullen afdragen
- zullen afdragen
- zullen afdragen
o.v.t.t.
- zou afdragen
- zou afdragen
- zou afdragen
- zouden afdragen
- zouden afdragen
- zouden afdragen
diversen
- draag af!
- draagt af!
- afgedragen
- afdragende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afdragen (kleding afdragen)