Dutch
Detailed Translations for afwentelen from Dutch to French
afwentelen:
-
afwentelen (afwenden)
dérouler; détourner; débouler-
dérouler verb (déroule, déroules, déroulons, déroulez, déroulent, déroulais, déroulait, déroulions, dérouliez, déroulaient, déroulai, déroulas, déroula, déroulâmes, déroulâtes, déroulèrent, déroulerai, dérouleras, déroulera, déroulerons, déroulerez, dérouleront)
-
détourner verb (détourne, détournes, détournons, détournez, détournent, détournais, détournait, détournions, détourniez, détournaient, détournai, détournas, détourna, détournâmes, détournâtes, détournèrent, détournerai, détourneras, détournera, détournerons, détournerez, détourneront)
-
débouler verb (déboule, déboules, déboulons, déboulez, déboulent, déboulais, déboulait, déboulions, débouliez, déboulaient, déboulai, déboulas, déboula, déboulâmes, déboulâtes, déboulèrent, déboulerai, débouleras, déboulera, déboulerons, déboulerez, débouleront)
-
Conjugations for afwentelen:
o.t.t.
- wentel af
- wentelt af
- wentelt af
- wentelen af
- wentelen af
- wentelen af
o.v.t.
- wentelde af
- wentelde af
- wentelde af
- wentelden af
- wentelden af
- wentelden af
v.t.t.
- heb afgewenteld
- hebt afgewenteld
- heeft afgewenteld
- hebben afgewenteld
- hebben afgewenteld
- hebben afgewenteld
v.v.t.
- had afgewenteld
- had afgewenteld
- had afgewenteld
- hadden afgewenteld
- hadden afgewenteld
- hadden afgewenteld
o.t.t.t.
- zal afwentelen
- zult afwentelen
- zal afwentelen
- zullen afwentelen
- zullen afwentelen
- zullen afwentelen
o.v.t.t.
- zou afwentelen
- zou afwentelen
- zou afwentelen
- zouden afwentelen
- zouden afwentelen
- zouden afwentelen
diversen
- wentel af!
- wentelt af!
- afgewenteld
- afwentelende
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze
-
afwentelen (afwending)
Translation Matrix for afwentelen:
Noun | Related Translations | Other Translations |
éloignement | afwending; afwentelen | afstand; distantie; eindpunt; verte |
Verb | Related Translations | Other Translations |
débouler | afwenden; afwentelen | afrollen; ontrollen; uitrollen |
dérouler | afwenden; afwentelen | afrollen; afwinden; ontrollen; ontvouwen; openrollen; openspreiden; openvouwen; spuien; uitklappen; uitrollen; uitslaan; uitspreiden; uitvouwen; uitwateren; water afvoeren; water lozen |
détourner | afwenden; afwentelen | afkeren; afschepen; afwenden; afweren; afwimpelen; draaien; keren; omkeren; omleiden; pareren; teruggaan; wegsturen; wenden; weren; zwenken |