Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. assistenten:
  2. assistent:
  3. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for assistenten from Dutch to French

assistenten:

assistenten [de ~] noun, plural

  1. de assistenten
    l'assistants; l'aides; l'adjoints

Translation Matrix for assistenten:

NounRelated TranslationsOther Translations
adjoints assistenten
aides assistenten
assistants assistenten toedieners; verleners

Related Words for "assistenten":


assistenten form of assistent:

assistent [de ~ (m)] noun

  1. de assistent (hulp; secondant; helper)
    l'assistant; l'aide; le serviteur; le domestique; le commis; le membre du personnel; le valet; le clerc; la secondant
  2. de assistent
    l'assistant

Translation Matrix for assistent:

NounRelated TranslationsOther Translations
aide assistent; helper; hulp; secondant aanknopingspunt; aanwijzing; assistentie; bijstand; dienstbetoon; dienstverlening; handreiking; hulp; hulpbetoon; hulpje; hulppersoneel; hulpvaardige; hulpverlening; knecht; maatschappelijk werk; medewerking; onderhoudsdienst; ondersteuning; service; steun; steunpilaar; support; toeverlaat
assistant assistent; helper; hulp; secondant arbeider; arbeidskracht; getuige; handlanger; hulpleraar; hulponderwijzer; klerk; medewerker; omstander; personeelslid; tijdelijke leerkracht; toeschouwer; trawant; werkkracht; werknemer
clerc assistent; helper; hulp; secondant arbeider; arbeidskracht; kantoorbediende; klerk; medewerker; pennenlikker; personeelslid; werkkracht; werknemer
commis assistent; helper; hulp; secondant benoemde; kantoorbediende; klerk
domestique assistent; helper; hulp; secondant bediende; butler; dienaar; dienstbode; dienstknecht; dienstmeisje; herenknecht; huisbediende; huisjongen; huisknecht; hulp; hulp in de huishouding; hulpje; kamerbediende; kamerdienaar; knecht; lakei; livreiknecht; mens; menselijk wezen; schoonmaakster; werkster
membre du personnel assistent; helper; hulp; secondant arbeider; arbeidskracht; klerk; medewerker; personeelslid; werkkracht; werknemer
secondant assistent; helper; hulp; secondant
serviteur assistent; helper; hulp; secondant bediende; knecht
valet assistent; helper; hulp; secondant bediende; butler; herenknecht; hulpje; kamerbediende; kamerdienaar; knecht; knechtje; lakei; livreiknecht; schildersknecht
Not SpecifiedRelated TranslationsOther Translations
aide help; online-Help
ModifierRelated TranslationsOther Translations
domestique huishoudelijk; tam

Related Words for "assistent":


Wiktionary Translations for assistent:

assistent
noun
  1. personne qui est adjoindre à une autre pour certaines fonctions.

Cross Translation:
FromToVia
assistent assistant; aide assistant — person who assists
assistent assistant Assistent — meist akademisch vorgebildete Hilfskraft