Summary
Dutch to French:   more detail...
  1. beleven:
  2. Wiktionary:


Dutch

Detailed Translations for beleven from Dutch to French

beleven:

beleven verb (beleef, beleeft, beleefde, beleefden, beleefd)

  1. beleven (ondervinden; ervaren; gewaarworden; voelen)
    sentir; éprouver; ressentir; subir; vivre; remarquer; s'apercevoir de
    • sentir verb (sens, sent, sentons, sentez, )
    • éprouver verb (éprouve, éprouves, éprouvons, éprouvez, )
    • ressentir verb (ressens, ressent, ressentons, ressentez, )
    • subir verb (subis, subit, subissons, subissez, )
    • vivre verb (vis, vit, vivons, vivez, )
    • remarquer verb (remarque, remarques, remarquons, remarquez, )

Conjugations for beleven:

o.t.t.
  1. beleef
  2. beleeft
  3. beleeft
  4. beleven
  5. beleven
  6. beleven
o.v.t.
  1. beleefde
  2. beleefde
  3. beleefde
  4. beleefden
  5. beleefden
  6. beleefden
v.t.t.
  1. heb beleefd
  2. hebt beleefd
  3. heeft beleefd
  4. hebben beleefd
  5. hebben beleefd
  6. hebben beleefd
v.v.t.
  1. had beleefd
  2. had beleefd
  3. had beleefd
  4. hadden beleefd
  5. hadden beleefd
  6. hadden beleefd
o.t.t.t.
  1. zal beleven
  2. zult beleven
  3. zal beleven
  4. zullen beleven
  5. zullen beleven
  6. zullen beleven
o.v.t.t.
  1. zou beleven
  2. zou beleven
  3. zou beleven
  4. zouden beleven
  5. zouden beleven
  6. zouden beleven
diversen
  1. beleef!
  2. beleeft!
  3. beleefd
  4. belevend
1. ik, 2. je/jij, 3. hij/zij/het, 4. we. 5. jullie, 6. zij/ze

Translation Matrix for beleven:

VerbRelated TranslationsOther Translations
remarquer beleven; ervaren; gewaarworden; ondervinden; voelen aanschouwen; bekijken; bemerken; bespeuren; gadeslaan; gewaarworden; horen; kijken; merken; observeren; onderscheiden; ontwaren; opmerken; signaleren; staren; te zien krijgen; turen; voelen; waarnemen; zien
ressentir beleven; ervaren; gewaarworden; ondervinden; voelen aanvoelen; voorvoelen
s'apercevoir de beleven; ervaren; gewaarworden; ondervinden; voelen bemerken; bespeuren; gewaarworden; merken; ontwaren; opmerken; voelen; waarnemen; zien
sentir beleven; ervaren; gewaarworden; ondervinden; voelen aanvoelen; iets voelen; voelen; voorvoelen
subir beleven; ervaren; gewaarworden; ondervinden; voelen doorleven; doormaken; doorstaan; dragen; dulden; harden; lijden; uithouden; uitzingen; verdragen; verduren; verteren; volhouden
vivre beleven; ervaren; gewaarworden; ondervinden; voelen bestaan; doormaken; existeren; leven; logeren; meemaken; resideren; verblijven; wonen; zijn
éprouver beleven; ervaren; gewaarworden; ondervinden; voelen aanvoelen; beproeven; doormaken; ervaren als; experimenteren; horen; keuren; lijden; onderzoeken; op de proef stellen; proberen; te horen krijgen; testen; uitproberen; vernemen; voorvoelen
- ervaren; meemaken

Synonyms for "beleven":


Related Definitions for "beleven":

  1. het op een bepaalde manier voelen1
    • ik beleefde de oorlog als een spannende tijd1
  2. het ervaren van iets1
    • ik hoop dat ik dit nog mag beleven!1

Wiktionary Translations for beleven:


Cross Translation:
FromToVia
beleven éprouver experience — to observe or undergo
beleven connaître; voir; vivre; endurer erleben — eine Erfahrung machen, bei etwas dabei sein