Dutch

Detailed Translations for botsingen from Dutch to French

botsingen:

botsingen [de ~] noun, plural

  1. de botsingen (aanrijdingen)
    la collisions; l'heurts; l'accrochages

Translation Matrix for botsingen:

NounRelated TranslationsOther Translations
accrochages aanrijdingen; botsingen schermutselingen
collisions aanrijdingen; botsingen
heurts aanrijdingen; botsingen horten; schokken

Related Words for "botsingen":


botsingen form of botsing:

botsing

  1. botsing

botsing [de ~ (v)] noun

  1. de botsing (aanrijding; collisie)
    la collision; l'accrochage; l'heurt
  2. de botsing (aanvaring)
    la collision; l'abordage
  3. de botsing (ruzie; conflict; onenigheid; twist)
    le conflit; la dispute; la querelle; la collision; le litige; le désaccord; l'accrochage; la discorde; l'altercation; le différend; l'heurt; le démêlé
  4. de botsing (opeen knallen)
    l'accrochage; l'altercation; le coup; le choc; la collision; le cahot

Translation Matrix for botsing:

NounRelated TranslationsOther Translations
abordage aanvaring; botsing
accrochage aanrijding; botsing; collisie; conflict; onenigheid; opeen knallen; ruzie; twist aanhaken; haken; handgemeen; schermutseling; vasthaken
altercation botsing; conflict; onenigheid; opeen knallen; ruzie; twist
cahot botsing; opeen knallen beven; duw; duwtje; por; stoot; stootje; zet
choc botsing; opeen knallen beven; dreun; duw; duwtje; hort; klap; knal; kwak; por; schok; schokkende beweging; shock; smak; stoot; stootje; zet
collision aanrijding; aanvaring; botsing; collisie; conflict; onenigheid; opeen knallen; ruzie; twist conflict
conflit botsing; conflict; onenigheid; ruzie; twist conflict; debat; dispuut; doolhof; geschil; gevecht; kamp; kwestie; labyrint; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; strijd; twist; twistgesprek; warboel; warnet; woordenstrijd; woordenwisseling; worsteling
coup botsing; opeen knallen beurse plek; bluts; coup; deuk; dreun; dronk; duw; duwtje; gekke streek; harde slag; hengst; instulping; jens; klap; klokslag; klop; knal; kwak; lel; mep; messteek; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; por; putsch; rare streek; schaakstukverplaatsing; schaakzet; scheutje; schop; slag; slok; smak; staatsgreep; steek; stoot; stootje; teug; tik; toegebrachte klap; trap; tussendoortje; uithaal; vluggertje; voetbeweging; vuistslag; zet
différend botsing; conflict; onenigheid; ruzie; twist debat; dispuut; geschil; gezichtshoek; gezichtspunt; invalshoek; issue; kwestie; meningsverschil; onenigheid; oogpunt; perspectief; punt; redestrijd; redetwist; ruzie; standpunt; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling; zienswijs
discorde botsing; conflict; onenigheid; ruzie; twist conflict; debat; disharmonie; dispuut; doolhof; geschil; gespletenheid; gevecht; kamp; labyrint; meningsverschil; misnoegen; onaangenaamheid; onbehaaglijkheid; onbehagen; onenigheid; ongenoegen; onmin; ontevredenheid; onvrede; redestrijd; redetwist; ruzie; scheuring; schisma; strijd; tweedracht; tweespalt; tweestrijd; twist; twistgesprek; verdeeldheid; vete; warboel; warnet; woordenstrijd; woordenwisseling; worsteling
dispute botsing; conflict; onenigheid; ruzie; twist aanvechten; bestrijden; betwisten; debat; dispuut; doolhof; gefoeter; gescheld; geschil; gevecht; kamp; labyrint; meningsverschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; ruzie maken; scheldpartij; strijd; twist; twistgesprek; warboel; warnet; woordenstrijd; woordenwisseling; worsteling
démêlé botsing; conflict; onenigheid; ruzie; twist dispuut; doolhof; gevecht; kamp; labyrint; meningsverschil; onenigheid; strijd; warboel; warnet; woordenwisseling; worsteling
désaccord botsing; conflict; onenigheid; ruzie; twist misnoegen; onaangenaamheid; onbehaaglijkheid; onbehagen; ongenoegen; onmin; ontevredenheid; ontstemming; onvrede
heurt aanrijding; botsing; collisie; conflict; onenigheid; ruzie; twist beven; doolhof; duw; duwtje; frictie; gevecht; hengst; hort; kamp; klap; labyrint; lel; mep; muilpeer; opdonder; opduvel; oplawaai; peut; por; schok; schokkende beweging; stoot; stootje; strijd; warboel; warnet; worsteling; wrijving; zet
litige botsing; conflict; onenigheid; ruzie; twist doolhof; geschil; gevecht; kamp; kwestie; labyrint; ruzie; strijd; twist; warboel; warnet; worsteling
querelle botsing; conflict; onenigheid; ruzie; twist debat; dispuut; gedonderjaag; geravot; geschil; gestoei; gevecht; kamp; meningsverschil; onenigheid; redestrijd; redetwist; ruzie; stoeierij; stoeipartij; strijd; twist; twistgesprek; woordenstrijd; woordenwisseling; worsteling
OtherRelated TranslationsOther Translations
choc botsing
ModifierRelated TranslationsOther Translations
démêlé uiteengeplozen; uiteengerafeld; uitgeplozen; uitgerafeld

Related Words for "botsing":


Related Definitions for "botsing":

  1. het met een klap tegen iemand aan stoten1
    • die botsing kwam hard aan1

Wiktionary Translations for botsing:

botsing
noun
  1. het botsen
  2. een conflict of ruzie
botsing
Cross Translation:
FromToVia
botsing bourrade bump — a light blow or jolting collision
botsing collision collision — instance of colliding
botsing accident; écrasement crash — vehicle accident
botsing impact impact — the force or energy of a collision of two objects
botsing accident wreck — collision