Summary


Dutch

Detailed Translations for energie from Dutch to French

energie:

energie [de ~ (v)] noun

  1. de energie (daadkracht; momentum; esprit; )
    l'énergie; l'âme; la force; l'ardeur; le caractère; la poussée; la propulsion; la vitalité; le ressort; le dynamisme
  2. de energie (electrische stroom; stroom)
    l'énergie
  3. de energie (fiksheid; sterkte; dynamiek; kracht; felheid)
    la vigueur; l'énergie; la solidité; la dynamique; la force; l'intensité
  4. de energie (wilskracht; geestkracht)
    la mentalité

Translation Matrix for energie:

NounRelated TranslationsOther Translations
ardeur aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust aandrang; ambitie; animo; belangstelling; bevlogenheid; bezieling; devotie; doortastendheid; drang; drift; eerzucht; elan; enthousiasme; fascinatie; felheid; geboeidheid; gedrevenheid; geestdrift; genegenheid; genoegen; genot; gloed; hartstocht; hartstochtelijkheid; heftigheid; hevigheid; hitte; ijver; ijverigheid; intensiteit; interesse; inzet; kracht; lust; naarstigheid; nijverheid; noestigheid; onrustigheid; onstuimigheid; overgave; passie; pit; temperament; toegewijdheid; toewijding; trouw; turbulentie; uitbundigheid; uitgelatenheid; vlam; vlijt; vlijtigheid; vurigheid; vuur; warmte; wellust; werklust; werkzaamheid; woeligheid; zin; zorgzaamheid
caractère aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust aard; eigenschap; geaardheid; gemoed; gemoedstoestand; geneigdheid; gezindheid; hang; inborst; inclinatie; inslag; karakter; karaktereigenschap; karakterisering; karakteristiek; karaktertrek; kenmerk; kwalititeit; letter; lettersoort; letterteken; lettertype; mentaliteit; natuur; neiging; persoonlijkheid; stemming; teken; typering; ziel
dynamique dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; sterkte
dynamisme aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust doortastendheid; krachtdadigheid; pittigheid; voortvarendheid
force aandrift; daadkracht; dynamiek; energie; esprit; felheid; fiksheid; fut; kracht; momentum; puf; sterkte; werklust doortastendheid; druk; dwang; felheid; fermheid; flinkheid; forsheid; geweld; heftigheid; hevigheid; impuls; intensiteit; invloed; kracht; krachtdadigheid; macht; pressie; prikkel; sterkte; stevigheid; stimulans; vermogen
intensité dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; sterkte felheid; heftigheid; hevigheid; intensiteit; kracht
mentalité energie; geestkracht; wilskracht denkbeeld; geesteshouding; geestestoestand; gezichtspunt; houding; idee; instelling; interpretatie; inzicht; lezing; mening; mentaliteit; oordeel; opinie; opvatting; standpunt; visie; zienswijze
poussée aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust aandrang; aandrijfkracht; aandrijving; ambitie; drang; drijfkracht; drukte; duw; duwtje; dynamiek; eerzucht; gedrang; geduw; impuls; motor; por; prikkel; stimulans; stoot; stootje; stuwkracht; toeloop; toevloed; voortstuwing; zet
propulsion aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust aandrijfmechanisme; aandrijven; aandrijving; aandrijvingsmechanisme; aanjagen; aanmoediging; aansporen; aansporing; drijfwerk; dynamiek; mate van beweeglijkheid van het lichaam; motor; motoriek; opstuwing; opwekking; steun; stimulans; stuwkracht; voortstuwen; voortstuwing
ressort aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust arrondissement; departement; doortastendheid; jurisdictie; rechtsgebied; springveer; weerbaarheid
solidité dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; sterkte betrouwbaarheid; dapperheid; degelijkheid; deugdelijkheid; deugdzaamheid; eerbaarheid; fermheid; gedegenheid; gehardheid; gestaaldheid; goede kwaliteit; hechtheid; koenheid; moed; onomstotelijkheid; onverbrekelijkheid; onversaagdheid; onwankelbaarheid; onwrikbaarheid; soliditeit; stevigheid; stoerheid; vastheid
vigueur dynamiek; energie; felheid; fiksheid; kracht; sterkte daadkrachtigheid; dapperheid; gehardheid; geldigheid; gelding; gestaaldheid; jeugd; jeugdigheid; koenheid; krachtdadigheid; lichaamskracht; moed; onversaagdheid; pittigheid; wakker zijn
vitalité aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust arbeidskracht; arbeidsvermogen; doortastendheid; groeikracht; levenskracht; levensvatbaarheid; vitaliteit; werkkracht; werkvermogen; werkzaamheid
âme aandrift; daadkracht; energie; esprit; fut; kracht; momentum; puf; werklust aard; geaardheid; geest; geestverschijning; gemoed; gemoedstoestand; inborst; inslag; karakter; mentaliteit; natuur; schim; spook; spookverschijning; stemming; verschijning; ziel
énergie aandrift; daadkracht; dynamiek; electrische stroom; energie; esprit; felheid; fiksheid; fut; kracht; momentum; puf; sterkte; stroom; werklust animo; arbeidskracht; arbeidsvermogen; belangstelling; daadkrachtigheid; doortastendheid; fascinatie; geboeidheid; incasseringsvermogen; interesse; krachtdadigheid; kranigheid; manhaftigheid; pittigheid; veerkracht; weerstand; weerstandsvermogen; werkkracht; werkvermogen; werkzaamheid; zin
ModifierRelated TranslationsOther Translations
dynamique actief; beweeglijk; daadkrachtig; doortastend; drastisch; dynamisch; energiek; ferm; geanimeerd; krachtdadig; krachtig; levendig; sterk; vief; vol fut

Synonyms for "energie":


Related Definitions for "energie":

  1. kracht die gebruikt kan worden voor warmte, licht, etc.1
    • we halen in Nederland energie uit aardgas1
  2. kracht en zin om iets te doen1
    • vol energie ging hij aan het werk1

Wiktionary Translations for energie:

energie
noun
  1. het vermogen iets te doen
energie
noun
  1. force en action.

Cross Translation:
FromToVia
energie énergie energy — impetus behind activity
energie énergie EnergiePhysik, Technik: physikalische Größe: Maß für die Fähigkeit eines Objektes, Arbeit zu verrichten

Related Translations for energie